Inhoud Deel 1 Verloren paradijs Slecht nieuws Naar huis Een schokkende ontdekking De jager Andermans schoenen Deel 2 De zee De storm De verdwaalde jongen Een schitterende dag Een zeer goede man De redding Een onverwacht resultaat De krokodillenman De ramenwasser De ramp De hoge toren Deel 3 Velden des doods De boom De afrekening Brandende vragen Verrassende ontmoetingen Het lied van je ziel 11 24 33 39 48 54 68 75 81 90 98 106 119 128 135 142 150 158 164 170 177 185 196
10 11 Verloren paradijs Als hij had geweten dat hij dood zou gaan, zou Harry Gold- man deze dag waarschijnlijk anders hebben ingevuld. Misschien zou hij een of twee telefoontjes hebben gepleegd om afscheid te nemen van vrienden. En nog een paar om vrede te sluiten met zijn vijanden. Als het bij zijn karakter had gepast, zou hij misschien John- son nog hebben bedankt, zijn geduldige butler, en misschien een afscheidscadeautje aan het personeel van het grote huis hebben gegeven. Op zo’n heerlijke morgen zou hij wellicht een wandeling heb- ben gemaakt door de tuinen met hun nette kiezelpaden die elke dag werden aangeharkt. Hij zou eventueel zelfs de rozen hebben bewonderd die er dat jaar extra mooi bij stonden. Maar die dingen deed hij allemaal niet. In plaats daarvan ging hij naar de kerk, wat nogal ongebruikelijk was omdat het don- derdag was en Goldman religie verafschuwde. Het was nogal iro- nisch, zeiden de mensen later, in het licht van hoe die dag verder zou verlopen. De dag begon met een ontbijt op het terras: zwarte koffie, ge- serveerd in een elegante zilveren pot, en enkele sneetjes geroos- terd brood. De Financial Times was zorgvuldig en binnen bereik op het bijzettafeltje gelegd, samen met een printje van de beursbe- richten uit het Verre Oosten.
12 13 Goldman nam een slokje van zijn koffie en wierp een bedacht- zame blik op de financiële rapporten. De Hang Seng Index was gestegen. De commodity’s deden het beter dan verwacht. Dit was allemaal zeer bevredigend. ‘Is hij er nog steeds? ’ vroeg hij zonder op te kijken. ‘Ik ben bang van wel, ’ zei Johnson zacht, alsof het om een per - soonlijk verdriet draaide. ‘Nou, zorg er dan voor dat die eikel verdwijnt, ’ zei Goldman op felle toon. ‘En doe het deze keer goed. Dit is zijn laatste kans. Zorg ervoor dat hij dat beseft. ’ Johnson maakte een buiginkje en trok zich stilzwijgend terug. Goldman veegde een kruimel van zijn donkergrijze Savile Row pak en trok zijn blauw zijden stropdas recht, waarbij zijn dikke vingers heel even aarzelden op het moment dat ze op de zachte stof rustten. Om de een of andere reden voelde hij zich nooit echt gemakkelijk in zijn dure kleren. Het was net alsof ze van iemand anders waren. De butler liep langzaam en doelbewust de lange, met kiezelste- nen bedekte oprijlaan uit. Het ochtendzonnetje scheen warm op zijn grijze haar. Het zou weer een warme dag worden – warm ge- noeg voor een storm. ‘Je krijgt vandaag wat je hebt verdiend, jon- gen, ’ mompelde hij in zichzelf. ‘Je krijgt vandaag echt je verdiende loon. ’ In de verte, aan de andere kant van het grote gazon, zag hij een bewaker met een dobermann aan een ketting langs de buitenmuur patrouilleren. De bewaker keek in de richting van de butler, maar hij groette niet en liet op geen enkele manier merken dat hij hem had gezien. De hond en zijn baasje gaven Johnson een ongemak- kelijk gevoel. Toen hij in de buurt van de smeedijzeren poort kwam, haalde hij een kleine afstandsbediening uit zijn zak en drukte op een knop. De dubbele poort zwaaide vrijwel zonder geluid te maken open. Johnson liep de tuin uit en sprak een zwerver aan die met zijn rug tegen een van de grote, stenen pilaren van de poort zat. Naast hem stond een stok die hij uit een boomtak had gesneden.
12 13 De zwerver keek op en schermde zijn ogen af tegen het felle zonlicht. ‘Goedemorgen, ’ zei hij vrolijk. ‘Hoe gaat het vandaag met je? ’ De butler negeerde de vraag. ‘Maak je nou dat je wegkomt? !’ zei hij op barse toon. ‘Dit is je laatste kans. ’ ‘Ik dacht het niet, ’ zei de zwerver met een innemende glimlach. ‘Dan zal ik je er eens stevig van langs geven, ’ zei Johnson geïrri- teerd. Hij greep de stok en begon de zwerver ermee op zijn hoofd en schouders te slaan. De man rolde over het gras, in een poging de slagen te ontwijken. Uiteindelijk gooide de butler de stok neer en deed een stapje achteruit, hijgend en piepend van de inspanning. ‘De baas zegt dat hij je hier weg wil hebben, ’ zei hij. ‘En ik ook. Waarom houd je niet gewoon op met deze onzin? Door hier rond te hangen, geef je het huis een rommelig aanzicht. ’ ‘Ik ga echt wel weg, ’ zei de zwerver terwijl hij over de plek wreef waar de stok de laatste keer zijn hoofd had geraakt, ‘maar niet voor - dat ik hem heb gezien. Ik heb je al verteld dat er iets belangrijks is wat hij moet horen. Zoals het nu loopt, dreigt je baas in de proble- men te komen. ’ ‘Jij weet helemaal niks over de zaken waarmee hij zich bezig- houdt, ’ reageerde de butler, ‘en je hebt daar hoe dan ook niks mee te maken. Hij ziet je nog eerder in de hel terug dan dat hij je één stap over zijn drempel laat zetten, dus knoop dat goed in je oren en verdwijn. Dan hebben we allemaal rust. ’ Hij zweeg even. ‘Wie ben jij trouwens? ’ ‘Sheppard, ’ zei de zwerver. ‘En volgens mensen zoals jouw baas ben ik uitschot. ’ ‘Nou, Sheppard, luister: hier heb je vijf dollar. Pak aan en ver - dwijn. Doe het dan voor mij, ’ voegde hij eraan toe, een lichte wan- hoop in zijn stem. ‘Sorry, Johnson, maar zo eenvoudig ligt dat niet. En ik ben niet geïnteresseerd in jouw geld. Hoewel ik het gebaar waardeer. ’ De zwerver stond op en pakte zijn stok. ‘Je kunt tegen hem zeggen dat ik verdwijn. ’
14 15 ‘En kom je niet terug? ’ ‘Wat denk je? ’ ‘Ik denk dat jij een jonge dwaas bent. Dit krijgt op een dag ernstige gevolgen, als je hem blijft irriteren. ’ ‘En wat was hij dan van plan – me laten arresteren? ’ ‘De baas heeft geen politie nodig. Hij rekent op zijn eigen ma- nier af met mensen zoals jij. Op een onprettige manier. Dus be- halve als je sneller kunt rennen dan een dobermann, kun je maar beter verdwijnen en wegblijven. ’ ‘Weet je, ik zou bijna denken dat je om me geeft, ’ zei de zwer - ver met een glimlach. ‘Misschien ben je uiteindelijk toch niet zo’n beroerde vent. ’ De butler wierp een bezorgde blik op de bewakingscamera die aan de pilaar hing en deed een stap dichter naar Sheppard toe. ‘Luister, ’ zei hij zacht, ‘de baas heeft overal camera’s hangen, dus moest ik net doen alsof ik je flink raakte, anders zou ik zelf in de problemen komen. Geloof me, die man is niet makkelijk. Daar - om zeg ik tegen je dat je beter kunt maken dat je wegkomt. Het is voor je eigen bestwil. Hoe oud ben je? Dertig? Vijfendertig? Ik heb een zoon van jouw leeftijd. Je hebt nog een heel leven voor je. Doe jezelf een plezier en ga een baan zoeken of iets dergelijks. Ik zeg het je nog eens, de baas is niet iemand met wie je moet sollen. ’ ‘En ik dacht nog wel dat je me niet zo hard sloeg omdat je een oude man bent en er niet meer in zit, ’ zei Sheppard. ‘Oud? ’ beet de butler hem toe. ‘Kom morgen terug en ik zal je laten voelen hoe hard ik kan slaan. Luister, ik meen het, de baas is niet voor de poes voor mensen zoals jij. ’ ‘Johnson, geloof me, ik neem je wel serieus. Maar het valt nog te bezien of ik morgen niet terugkom. ’ Nog terwijl hij sprak, kwam er een kleine rode auto zacht knerpend de oprijlaan uit en reed de door bomen geflankeer - de weg op. Er zaten twee zwaar opgemaakte jonge vrouwen in. Ze waren gekleed alsof ze net van een feestje kwamen. Een wild feestje. ‘Het lijkt erop dat je baas het gisteravond prima naar zijn zin
14 15 heeft gehad. Hij houdt duidelijk van de geneugten des levens, ’ zei Sheppard nadat hij door het open portierraampje een glimp opving van een laag uitgesneden decolleté en een overdaad aan blote huid. ‘Begin daar maar helemáál niet over, ’ mompelde Johnson. ‘Nee, misschien niet, ’ zei de zwerver met een grijns. ‘Hoe dan ook, de groeten. ’ Hij liep de laan uit en trok een beetje met zijn ene been. De butler bleef hem staan nakijken tot hij uit het zicht was. Opeens ging zijn telefoon. ‘Blijf je heel de dag weg? ’ vroeg een raspende stem. ‘Kom me- teen terug. Ik heb de auto nodig. ’ Johnson slaakte een vermoeide zucht. Hij wist niet precies welke auto meneer Goldman vandaag wilde hebben. Misschien de Bentley weer? Op het moment dat hij bij het huis aankwam, was meneer Goldman in gesprek. Een internationaal telefoontje. De tele- foon stond op de luidspreker, Goldman ijsbeerde door de kamer en schreeuwde instructies. ‘Zorg gewoon dat je ze kwijtraakt, Atkins!’ bulderde hij. ‘Trap die eikels eruit!’ Uit de telefoon klonk een stem ver weg. ‘Dat zal niet makkelijk worden, meneer Goldman. We hebben het hier over hele dorpen. Waar laten we die mensen? Het gaat om honderden mensen die nergens naartoe kunnen. ’ ‘Het kan me niet schelen hoeveel het er zijn!’ schreeuwde Goldman. ‘Schop ze er gewoon uit. Gebruik grof geweld. Stuur de bulldozers eropaf. We hebben dat land nodig en wel nu meteen!’ Johnson trok zich discreet terug naar de andere kant van de ruimte en begon de tijdschriften op de salontafel te ordenen, waarbij hij oogcontact met zijn baas probeerde te vermijden. Atkins, hoofd van hun operationele afdeling in Zuid-Ameri- ka, was weer aan het woord. ‘We hebben ook gedoe met de pers, meneer Goldman. En er is nog een probleem. Een non. ’ ‘Wat bedoel je in vredesnaam – een non? ’ ‘Ze loopt te stoken onder de boeren. Ze blijft maar doorzagen
16 17 over mensenrechten. En ze praat met een televisieploeg die daar rondhangt. Dit gaat er niet mooi uitzien in de media. ’ ‘Die pers interesseert me niet, Atkins. Het enige wat mij inte- resseert, is dat land. En ik laat me niet ringeloren door een groep- je inboorlingen en zo’n verrekte non. Ik wil dat dat land wordt vrijgemaakt. Het maakt me niet uit wie daar woont. Ik wil ze ge- woon weg hebben, inclusief die achterlijke Moeder Theresa. Zorg dat het wordt geregeld, Atkins, anders kun je zelf vertrekken. Be- grepen? ’ ‘We gaan het zeker proberen, meneer, ’ zei de stem aan de an- dere kant van de lijn. ‘Proberen? !’ schreeuwde Goldman. ‘Dat is niet genoeg, idioot. Je regelt het en anders regel ik jou. Ik heb je gemaakt en ik kan je net zo makkelijk weer breken. Vergeet dat niet!’ Hij boog zich over het mahoniehouten bureau en ramde op een toets. De ver - binding werd verbroken voor Atkins kon reageren. Goldman draaide zich om en trapte uit frustratie tegen een stoel die achterover knalde op het tapijt. Hij stond een tijdje zwaar te hijgen, als een woest geworden stier, terwijl het zweet hem op zijn voorhoofd stond. Langzaamaan werd zijn ademhaling rusti- ger en leek hij te kalmeren. ‘Hm, ’ mompelde hij alsof hij net wakker werd uit een nacht- merrie. ‘Nutteloze dwaas. ’ Hij wierp een blik op zijn horloge. Heel even aarzelde hij, alsof er een gedachte bij hem was opgekomen. Maar daarna was hij zichzelf weer. ‘Heeft Henshaw de auto al voorgereden? ’ wilde hij weten. ‘Hij staat voor de deur, meneer Goldman, ’ antwoordde John- son vanaf de andere kant van de kamer. ‘Mooi. Ik ben de hele dag weg. ’ Hij deed er heel even het zwij- gen toe. ‘En nu ik eraan denk, kun jij eigenlijk ook wel mee. We gaan naar de kerk, ’ zei hij met een onverwachte glimlach. ‘En daarna heb ik een afspraak in de stad. ’ Zijn woede was net zo snel weggeëbd als dat hij was opgeko- men, maar de butler wist wel beter dan ervan uit te gaan dat zijn werkgever in zo’n goede bui zou blijven. Verward keek hij zijn
16 17 baas aan. Kerk was geen woord dat veel in het huis van Goldman werd gebezigd. En ook niet in zijn zakenimperium. ‘Een kleine oefening in public relations, ’ vervolgde Goldman, die zijn verwarring zag. ‘Onze naam in het licht. Eigenlijk meer nog dan dat. ’ Johnson was nog geen steek wijzer. ‘We gaan naar de kathedraal. Voor de inwijding van een nieuw raam. Mijn raam. Door mij betaald. En onder het raam hangt een plaquette waarop staat wie dit stukje Engelse geschiedenis heeft gedoneerd. Mijn naam zal daar over duizend jaar nog staan. ’ Goldman koesterde die gedachte. ‘Een zeer bevredigende over - eenkomst. De deken krijgt een donatie voor zijn kathedraal en ik krijg mijn naam op een van de beste plekken van het land. Het huis van God. ’ Zoals bij de meeste dingen waarop meneer Goldman zijn zin- nen had gezet, verliep de ochtend precies volgens plan. Terwijl hij in de kathedraal was bij de korte inwijdingsdienst en de daarop- volgende receptie in de middeleeuwse kapittelzaal, stond Johnson op de parkeerplaats met Henshaw te praten. De chauffeur haalde een pakje sigaretten tevoorschijn en bood de butler er eentje aan. Johnson schudde zijn hoofd. ‘Hij krijgt een zenuwinzinking als hij je snapt. ’ ‘Dat kleine, verdorven zwijn, ’ zei Henshaw, die er eentje op- stak. Hij inhaleerde diep, genoot van het effect van de nicotine en blies de rook door zijn beide neusgaten weer naar buiten. ‘Zo klein is hij niet, ’ reageerde Johnson. ‘Het komt door de manier waarop hij loopt – voorovergebogen, alsof er iets mis is met zijn rug. ’ ‘Dat komt omdat hij zich altijd voorover buigt om nog meer geld naar zich toe te schrapen. Hij graait naar alles waar hij zijn hebberige handen op denkt te kunnen leggen. De Klokkenluider
18 19 van de Tresco Towers, ’ zei Henshaw. ‘Ik haat zijn soort. ’‘Je kunt altijd ontslag nemen, ’ zei Johnson. Henshaw nam verwoed een volgend trekje van de sigaret. ‘O ja? En waar vind ik op mijn leeftijd een andere baan? Of jij, nu we het er toch over hebben? Nee, maat, we zitten met die zak opgescheept. ’ Het gesprek werd verstoord door naderende stemmen toen Goldman uit de kapittelzaal tevoorschijn kwam en afscheid nam. ‘Stik, ’ mompelde Henshaw, die snel zijn sigaret uittrapte en zijn chauffeurspet weer opzette. Hij opende het achterportier van de Bentley voor Goldman en salueerde op het moment dat zijn werkgever dichterbij kwam. Goldman beende naar hem toe en stak zijn hand uit. ‘Meneer? ’ zei Henshaw verward. ‘Dat weet je best. ’ Henshaw overhandigde zonder verder iets te zeggen het pakje sigaretten en de aansteker. ‘En de autosleutels, ’ grauwde Goldman. ‘Je bent ontslagen. ’ ‘Meneer? ’ ‘En ik wil je chique jasje en pet ook terug, ’ zei Goldman. Er klopte een ader in zijn slaap. Goldman gaf de sleutels door aan Johnson. ‘Rijden, ’ zei hij. ‘Maar hoe moet het dan met mij, meneer? ’ vroeg Henshaw op smekende toon. ‘Hoe het met jou moet, meneer? Je gaat maar lopen. ’ Goldman stapte achterin en knalde het zware portier dicht. Dat sloot met een bevredigend kloenk! en schermde hem af van de buitenwereld. Goldman ontspande zich op de zachtleren be- kleding van de Bentley, terwijl die door het weelderige Engelse landschap gleed, en vergat het incident met Henshaw. In plaats daarvan dacht hij aan de kathedraal en de zeer aristocratisch aan- doende deken. Een verwante geest, bedacht hij. Een man van de wereld. Een man die geld en macht kon waarderen. Een insider. Een man die weleens bruikbaar zou kunnen zijn.
18 19 Het was allemaal van een leien dakje gegaan – op het besef na dat het de eerste keer sinds zijn bruiloft was dat hij een kerk van de binnenkant had gezien. Hij dacht terug aan zijn korte huwelijk met Trudi, de zelfverzekerde New Yorkse die hij tijdens een zakenreis naar de States had ontmoet; de paar maanden dat ze geluk hadden gekend. Misschien was ‘genot’ een beter woord. In haar tienerjaren had ze op ballet gezeten en twintig jaar later liep ze nog steeds met de gratie van een danseres. Ze had een huid die opgloeide en een lichaam dat verlangen opwekte bij de man- nen en afgunst bij de vrouwen. Goldman had het heerlijk gevon- den om met haar aan zijn zijde te worden gezien. Ze waren goed geweest samen. In eerste instantie. Langzaamaan was hun huwelijk echter te gronde gegaan. Trudi had het altijd over teruggaan naar Manhattan. ‘Harry, ik ben dat Engelse weer spuugzat, ’ klaagde ze. ‘Alleen maar regen en mist. En dan dit verrekte huis aan het einde van de wereld. Ik ben een stadsmens, Harry. Ik hou van dansen. Ik heb actie nodig. Het enige wat we hier hebben, is weilanden en koeien. En de enige met wie ik een praatje kan maken is de schoonmaak- ster. Ik denk weleens dat zij de enige is die om me geeft. En jij – jij houdt niet echt van me, Harry. Het enige waar jij om geeft, is geld. Ik krijg het gevoel dat ik met een machine ben getrouwd. Ik weet niet waarom je zo bent, maar ik word er stapelgek van. ’ Haar zwangerschap maakte het er alleen maar erger op en het had impact op de seks – hoewel dat altijd al een beetje onbevredi- gend was geweest. ‘Ik voel me vet, Harry. En mijn rug. Ik heb echt last van mijn rug. Ik wil naar huis, Harry. Ik heb mijn moeder nodig. ’ Voor Goldman werd de opwinding dat hij met een blondine met lange benen was getrouwd, langzaamaan de normaalste zaak van de wereld, waarna de opwinding uiteindelijk veranderde in wrevel. Met haar één meter achtenzeventig was ze ruim drie centi- meter langer dan hij. In eerste instantie hadden ze erom gelachen, maar Goldman, die zich in vergelijking met haar kort en plomp voelde, haatte het om naar iemand te moeten opkijken.
20 21 Uiteindelijk ging Trudi haar eigen gang. Ze ging naar haar moe- der en kwam nooit meer terug. Het kind, een jongetje, werd in New York geboren. Maar tegen die tijd waren ze al stilzwijgend uit el- kaars leven verdwenen. De geboorte bracht bittere herinneringen uit zijn eigen kinder - tijd naar boven – herinneringen die hij maar al te graag wilde ver - geten. Herinneringen die hem ’s nachts soms beslopen, die stilletjes zijn dromen binnenglipten, zelfs na al die jaren. Goldman had die kleine angstbezorger nooit gezien en zat daar ook niet op te wachten. Het was hoe dan ook haar kind. Zij had hem gewild: ze mocht hem houden ook. Ze had hem een keer een foto gestuurd. Een baby in een wieg met een blauw dekentje erover. Blauw vanwege een jongen. Op de achterkant had ze maar twee woorden geschreven: ‘Je zoon. ’ Haar handschrift was krachtig en stijlvol – net zoals zijzelf. Hij had de foto verscheurd en in de prullenbak gegooid. Eén stukje van de foto viel op de vloerbedekking, maar hij merkte het niet eens. Later die dag, toen Goldman naar een zakendiner was, leegde de schoonmaakster de prullenbak en zag het stukje foto op de vloer liggen. Ze pakte het op en keek er even naar. Daarna slaakte ze een zucht en ging verder met schoonmaken. Die nacht, toen de dromen zich in volle hevigheid aandienden, werd Goldman wakker en ging hij terug om de verscheurde foto uit de prullenbak te vissen, maar die was leeg. Een half jaar later kreeg hij de brief. Hij was afgestempeld in New York. In de envelop zat een simpel wit kaartje met de woor - den: ‘Onze baby is overleden. Wiegendood. Trudi. ’ Het handschrift was duidelijk en strak, en er schemerde geen verdriet in door. Hij had niet gereageerd. Hij kon haar niet meer gebruiken, dus was ze niet interessant meer voor hem. De laatste strohalm was nu voorgoed verdwenen. Door het ontbreken van verdere huiselijke complicaties richtte Goldman zijn aandacht weer op de zakelijke en financiële wereld. De plek waar hij thuishoorde. Nu was het weer als voordat ze elkaar hadden ontmoet. Keihard rechtdoor.
20 21 Goldman wierp een blik uit de auto, naar het voorbij glijden- de landschap. Hij had gedacht dat dit allemaal verleden tijd was, maar iets in de kathedraal had hem onverwachts gegrepen. Heel even had de rust in het oude gebouw hem de rillingen bezorgd, alsof een onzichtbare hand hem zachtjes aan zijn mouw had ge- trokken. Goldman schudde zijn hoofd om zich te ontdoen van dat soort gedachten. Zijn telefoon ging. Het was Atkins weer. Johnson keek achter het stuur recht vooruit en deed alsof hij zich niet bewust was van de woede van Goldman toen hij een grote mond opzette tegen hun man in Zuid-Amerika. ‘Wat is ze? Hoe kan dat nou? Ik heb je een paar uur geleden nog gesproken. Wie heeft die achterlijke idioten verteld dat ze haar moesten vermoorden? ’ Hij zweeg even toen Atkins iets zei. ‘Nou, dat is jouw probleem, niet dat van mij, ’ beet Goldman hem toe. ‘Ik heb je daar nooit opdracht voor gegeven. Je trekt het zelf maar recht met de pers. Ik wil resultaten en het maakt me niet uit hoe je het voor elkaar krijgt!’ Goldman gooide zijn telefoon op de zitting naast hem. Er kwam een diepe grauw uit zijn keel. Atkins was er geweest. En hij was niet de enige. Goldman voelde de woede in zich opborrelen. Woede maakte hem sterk, gevaarlijk. Hij dacht aan de vergadering in de stad. Nog twee uur en dan zou hij er weer een bedrijf bij hebben. Hun directie zou moord en brand schreeuwen, maar de eikels waren de pineut en dat wisten ze. Het gevecht om de overname was hard en bloederig geweest. Als twee worstelaars die het in de ring uitvechten, graaiend en klemmend tot de sterkste overwint. De zwakste geeft zich over; de worsteling is voorbij. Goldman glimlachte grimmig in zichzelf, zijn vuisten triom- fantelijk gebald. Dit was zijn moment van overwinning. Ze waren gedwongen om in hem hun meerdere te erkennen. Maar hij zou hen niet alleen verslaan. Hij zou hen verpletteren. Die gedachte wond hem op. Zijn lach klonk wreed, als die van een havik.
22 23 Hij boog zich voorover om Johnson op te dragen sneller te rijden, maar om de een of andere reden kreeg hij de woorden niet op een rijtje voor hij ze uitsprak. Hij had het gevoel dat hij er niet helemaal bij was. Hij realiseerde zich dat hij zat te zweten. Hij wierp een blik op zijn horloge; de gouden grote wijzer vrat meedogenloos de minuten op. Hij voelde zich ongemakkelijk. Angstig. Was hij iets vergeten? Hij maakte het metalen bandje van het horloge los. Bijna afwezig keek hij op naar Johnson. Hij voelde geen pijn op het moment dat het regelmatige pompen van zijn hart abrupt overging in een snel, onregelmatig patroon. Hij kreeg een flad- derend gevoel in zijn borst, als een vogel die opschrok en wilde wegvliegen. Zijn hart bleef onregelmatig kloppen. Goldman zuchtte, maar niet van tevredenheid. Hij zweette nu als een otter. Zijn over - hemd was nat onder zijn perfect op maat gemaakte pak en de zweetdruppels liepen over zijn gezicht. Hij deed zijn mond open, maar hij kon zich niet herinneren wat hij wilde zeggen. Hij kreeg het gevoel dat alles ver weg was, alsof hij zich voortbewoog door een lange, donkere tunnel. In zijn borst voelde hij een druk die steeds groter werd bij elke beweging van de grote wijzer van zijn horloge. Hij reikte naar voren om Johnsons aandacht te trekken. Plotseling kwam er een brandende pijn opzetten. Die vulde hem van binnenuit, drukte hard tegen zijn keel, ramde zijn hoofd achterover en liet zijn rug naar achteren buigen tot hij bang was dat zijn ruggengraat zou breken. Hij schreeuwde het uit van de pijn, maar er kwam geen enkel geluid over zijn lippen. Het vuur raasde verder omhoog en explodeerde in zijn sche- del. Zijn ogen stonden wijd open van angst, maar hij zag alleen maar één grote, witte leegte. De Rolex viel vrijwel geluidloos op het tapijt bij Goldmans voeten. Alles werd volledig stil.
22 23 Goldman wist niet precies wat er daarna gebeurde. De bo- men buiten de auto bewogen niet meer. En er was hoe dan ook geen auto meer. De pijn in zijn borst was verdwenen. Het voelde aan als een droom – alleen niet zoals de dromen waardoor hij ’s nachts werd geplaagd. Hij merkte dat hij onder een paar bomen stond die hun wor - tels in een rivieroever hadden begraven. Het was een brede rivier, die traag voorbij stroomde. Hij haalde diep adem, als een baby die net uit de baarmoeder tevoorschijn kwam en werd opgetild. En op dat moment realiseerde hij zich dat hij dood was. Instinctief greep hij naar zijn telefoon, maar die was er niet. Moedeloos herinnerde hij zich dat hij die op de achterbank van de auto had laten liggen, samen met de orde van dienst van de ka- thedraal. Behalve een bijna lege portemonnee, waren Henshaws sigaretten en aansteker het enige wat hij verder bij zich had. ‘Ongelofelijk!’ zei hij.