Inhoud 1 Duitsers in de stad 7 2 Meegenomen 23 3 Op de Grote Markt 33 4 In het bos 48 5 Oscar 57 6 Ruzie 74 7 Terug naar Aarschot 90 8 In De Gracht 108 9 Duitse soldaten 123 10 Peter 134 11 Gevonden 149 Verantwoording 156 Woordenlijst 157 opmk-Overdegrens.indd 5 24-04-17 13:48
7 HOOFDSTUK 1 Duitsers in de stad Aarschot Woensdag 19 augustus 1914 ‘D at is mijn pop!’ schreeuwt Lucie. ‘Mijn pop.’ ‘Maar je zei dat ik ermee mocht’, zegt Maria, terwijl ze de pop stevig in haar armen klemt. Sarah zucht. Ze moet binnen blijven van moeder, want overal in de stad zijn Duitse soldaten, maar ze wordt doodmoe van het geruzie van haar twee zusjes. Die doen de hele tijd niets anders dan kibbelen en haar voor de voeten lopen. Vooral Lucie doet ongelofelijk vervelend. ‘Van mij! Bertha is van mij!’ Lucie begint te gillen. ‘Ophouden!’ Moeder grijpt Lucie bij haar arm en trekt haar weg. ‘Maar Maria …’ begint Lucie. Plotseling hoort Sarah opnieuw gegil, maar nu komt het van buiten. ‘Stil!’ Blijkbaar heeft ze het nogal scherp gezegd, want Lucie houdt meteen op. Moeder laat Lucie los en draait zich naar haar om. ‘Wat is er?’ Haar stem trilt een beetje. Sarah luistert of ze weer iets hoort, maar alles is rustig. ‘Ik hoorde gillen.’ ‘Ja, ik ook’, zegt Maria. ‘Lucie krijste als een varken dat wordt geslacht.’ opmk-Overdegrens.indd 7 24-04-17 13:48
8 ‘Nee, dat was het niet’, zegt Sarah. ‘Het was buiten.’ ‘Als ze maar niet hier komen’, f luistert moeder zo zacht dat Sarah haar nauwelijks kan verstaan. ‘Het schijnen beesten te zijn, die pinhelmen.’ ‘Wat zegt u, moeder?’ vraagt Maria. Moeder glimlacht, maar haar glimlach ziet er onecht uit. ‘Ik zei dat varkens beesten zijn’, zegt moeder. ‘Natuurlijk, dat weet toch iedereen?’ roept Lucie. ‘Mogen we buiten spelen, moeder?’ probeert Maria. Moeder schudt haar hoof d. ‘Vandaag niet, boeleke; misschien morgen. Je mag wel met Lucie naar de keuken gaan om een hapje uit de suikerpot te snoepen.’ Lucie stuift de kamer uit met Maria op haar hielen. Zodra ze weg zijn, kijkt moeder Sarah aan. ‘Wat was er?’ ‘Ik dacht dat ik buiten iemand hoorde gillen, maar misschien heb ik het me verbeeld.’ Sarah weet zeker dat er gegild werd, maar ze wil moeder niet overstuur maken. Zeker niet nu vader er niet is. Vanmorgen hoorde ze steeds gerommel en schoten in de verte, maar dat is al uren voorbij. Het gegil dat ze net hoorde, klonk veel dichter- bij. ‘De Duitsers zijn overal, Sarah, en er is niemand om ons te beschermen.’ ‘Natuurlijk wel. Vader is toch niet voor niets in dienst gegaan?’ Moeder glimlacht, maar ze geeft geen antwoord. Sarah voelt zich ineens heel klein, terwijl ze toch al veertien is. ‘Denkt u dat het leger ons niet zal beschermen?’ Moeder steekt haar hand uit. ‘Och, meisje’, zegt ze. ‘Het leger zal best willen, maar tegen die Fritzen kan niemand op. Ze hebben de nieuwste wapens en het best getrainde leger van de hele wereld. In Luik hebben ze zelfs bommen uit een zeppelin gegooid en ze hebben geschoten met zulke zware granaten dat alle forten van Luik gevallen zijn. En opmk-Overdegrens.indd 8 24-04-17 13:48
9 wat hebben wij? Een stel boeren en werklui die een uniform hebben aangetrokken.’ ‘Moeder!’ Hoe kan moeder dat nou zeggen? Vader en al die andere man- nen zullen alles doen om België te beschermen. Die schoten in de verte, die ze vanmorgen hoorde, waren er niet voor niets. Daar vocht hun leger de hele ochtend, voor hen, voor hun land, hun eer. ‘Meisje, de stad Luik is gevallen en ons leger is naar Antwerpen gegaan. Ida van de bakker vertelde het toen ze brood kwam brengen. Onze dappere mannen hebben de Duitsers uren kun- nen tegenhouden, maar nu zijn ze naar Antwerpen getrokken. Daar kunnen ze veilig achter de forten wachten tot de Fransen en Engelsen komen helpen.’ Naar Antwerpen! Sarah weet niet wat ze terug moet zeggen. Als het leger naar Antwerpen is, dan zijn zij overgeleverd aan de pinhelmen. Ze krijgt het koud, ondanks de brandende zon op de ramen. ‘Is vader ook naar Antwerpen? Wie is er dan om ons te bescher- men?’ Haar stem klinkt vreemd schor. ‘Dat zullen we zelf moeten doen’, zegt moeder. ‘We moeten een plan maken. Burgemeester Tielemans heeft gezegd dat we mee moeten werken, dat we de Duitsers alles moeten geven waar ze om vragen, maar ik denk niet dat dat een goed plan is.’ Sarah heeft de aankondiging van de burgemeester zelf ook gelezen. Hij had het in De Klok laten zetten, op de voorpagina. In geval van doortocht van het vijandige leger verwittigen wij de bur- gers dat het niet toegelaten is op de vijand te schieten. En vlak daarna had ze nog de off iciële mededeling gelezen op de aanplakbiljetten in de stad: Inwoners van Aarschot, bij eventueel voorbijtrekken van vreemde troe- pen: Blijf thuis, zeer stil en bedaard. opmk-Overdegrens.indd 9 24-04-17 13:48
10 Draag geen wapens. Geef de troepen voedsel en drank als ze daarom vragen en onze stad zal niet verder ontrust worden. De burgemeester heeft dat vol vertrouwen gezegd, maar Sarah gelooft er niet in. Moeder gaat verder: ‘We kunnen de Duitsers niet de baas, dus zullen we slim moeten zijn. Als zij komen, dan …’ ‘Moeder, Lucie heeft twee hapjes uit de suikerpot genomen!’ Met knalrode wangen stuift Maria de kamer in. Moeder komt overeind uit haar stoel, neemt Maria bij de hand en loopt met haar naar de keuken. Sarah blijft zitten. Een plan, zei moeder. Ze moeten een plan maken omdat nie- mand hen kan beschermen. Maar wat dan? Misschien zijn ze al te laat. Ze hoorde niet voor niets net gillen. Niet veel later klinkt er luid gebonk op de deur. Moeder blijft bewegingloos zitten, haar ogen strak op de deur gericht. Opnieuw klinkt er gedreun. ‘Waarom doet u niet open, moeder?’ vraagt Lucie met haar hel- dere stemmetje. ‘Sst!’ sist Sarah. Ze houdt haar vinger op haar lippen. Misschien staan de pinhelmen wel voor de deur! Moeder staat op en wenkt. Ze gebaart naar de kelder. ‘Waarom moeten we in de kel…’ begint Lucie. Sarah legt een hand op Lucies mond. ‘Stil! We doen verstopper- tje. Maria en jij mogen in de kelder. Je moet heel zachtjes doen.’ Ze laat Lucie los. Voor de derde keer wordt er gebonkt en nu klinkt er een mannenstem: ‘Vrouw Vanneste?’ In een paar stappen is moeder bij het raam. Ze kijkt naar bui- ten. ‘Het is de bovenmeester.’ Snel opent ze de deur. opmk-Overdegrens.indd 10 24-04-17 13:48
11 De meester struikelt naar binnen. ‘Vrouw Vanneste, ik heb iets vreselijks gehoord. De Fritzen heb- ben vanmorgen vijftien mannen uit onze stad verdronken. Zomaar, omdat ze daar toevallig liepen. U moet vluchten met uw dochters.’ Hij draait zich om en gaat naar het volgende huis. Ook daar bonkt hij op de deur. ‘Zou hij zo de hele stad gaan waarschuwen? Dat is toch niet te doen?’ Moeder sluit de deur en schuift de grendels erop. ‘Misschien valt het mee.’ ‘Ik zou hem kunnen gaan helpen’, zegt Sarah. ‘Geen sprake van. Jij blijft hier! Lucie, Maria, jullie mogen naar de kelder.’ ‘Ik ga eerst’, roept Lucie en ze holt weg. Maria blijft staan en kijkt moeder met haar lichtbruine ogen vragend aan. Haar zusje snapt natuurlijk dat er iets aan de hand is, ook al is ze pas acht. ‘Wie zijn de Fritzen?’ vraagt ze. ‘En zei de meester nou dat ze mensen hadden verdronken? Gaan ze ons ook verdrinken? Moeten we ons daarom verstoppen? Maar de meester zei toch dat we moesten vluchten?’ Moeder woelt door Maria’s donkerbruine krullen. ‘Ik ga er even over nadenken. Ga jij nu maar naar de kelder. Daar is het tenminste lekker koel.’ Als Maria de kamer uit loopt, gaat moeder aan de tafel zitten. Even laat ze haar hoofd in haar handen rusten. Sarah loopt naar haar toe. Ze wil iets zeggen om moeder gerust te stellen, maar wat? ‘Moeder, de Duitsers zijn onze buren. Ze zijn toch een beschaafd volk?’ Moeder kijkt op en trekt een vreemde grimas. ‘Beschaafd? Je opmk-Overdegrens.indd 11 24-04-17 13:48
12 hebt gehoord wat de bovenmeester zei. Ze hebben vijftien man- nen verdronken.’ ‘Dat hoeft niet waar te zijn.’ Sarah kan het zich niet voorstellen. Dat wil ze niet eens. ‘Nee, misschien niet, maar misschien ook wel. De Duitsers zijn volgens mij gek geworden. Ze hebben half Europa de oorlog verklaard.’ Moeder staat op en begint door de kamer te ijsberen: drie stap- pen heen, omdraaien op haar hakken, drie stappen terug, omdraaien, drie stappen heen, omdraaien, drie stappen terug. Sarah kan er niet naar kijken. Ze gaat voor het raam staan en tuurt naar buiten. Een straat, bomen – niets bijzonders. Het lijkt er niet op dat er iemand aan het vluchten is. Misschien zaait de bovenmeester paniek om niets. Dat gegil van eerder is ook niet meer te horen. Een paard-en-wagen komt de hoek om. Op de bok zit meneer Delaere, de begrafenisondernemer van de stad. Zijn vrouw zit naast hem met haar armen om twee kinderen geslagen. Drie grote koffers, balen, zakken en wat huisraad ligt op de kar gesmeten. De twee oudste kinderen zitten ernaast. Ze kijken strak voor zich uit. ‘Delaere vlucht. Dat is duidelijk’, zegt moeder, die naast haar komt staan. ‘Maar de vraag is: wat moeten wij nu doen?’ ‘Ik heb verder nog niemand gezien.’ ‘Nee, maar nu Delaere die beslissing heeft genomen, zullen er meer volgen.’ ‘Wij ook?’ Moeder schudt haar hoofd. ‘Ik weet het niet. Burgemeester Tielemans heeft gezegd dat we voorzichtig moeten zijn en voor- al de wapens niet moeten opnemen. Als burgers kunnen we niets doen.’ Niets doen, daar moet Sarah niet aan denken. ‘We kunnen vluchten.’ opmk-Overdegrens.indd 12 24-04-17 13:48
13 ‘Waar moeten we heen? Ik kan toch niet met drie meisjes over de weg gaan dwalen terwijl er overal soldaten rondzwerven? Ik heb al pinhelmen in de stad zien lopen. Volgens mij kunnen we beter blijven en afwachten.’ ‘In de kelder?’ Opeens recht moeder haar schouders. ‘Ja, in de kelder. Ga jij daarheen en houd je zusjes bezig. Ik ga tassen inpakken.’ ‘Gaan we dan toch weg?’ ‘Ik weet het niet, Sarah. Ik heb ook nog nooit een oorlog mee- gemaakt. Ik doe gewoon wat me handig lijkt. Stel dat we moe- ten vluchten, dan wil ik in ieder geval voor ons allemaal een tas klaar hebben staan, met eten, drinken, warme kleren en wat geld.’ Snel loopt Sarah naar de kelder. Als haar zusjes nu maar geen ruzie maken … Ze opent de deur. Lucie en Maria zitten in een hoek van de kel- der, dicht tegen elkaar aan. Maria heeft een boek in haar rech- terhand en ze leest voor. ‘Meneer So… Sowerberry bekeek Olivier van top tot teen. Langzaam knikte hij. “Deze jongen kan mij wel van nut zijn”, zei hij.’ Olivier Twist. Maria leest voor uit Olivier Twist. Niet het vrolijkste boek, maar ze maken tenminste geen ruzie. Lucie vindt niets f ijner dan voorgelezen worden, daar kan ze uren naar luisteren. Sarah sluit de deur en rent weer naar boven. Haar zusjes heb- ben haar nu niet nodig. Ze kan beter moeder helpen. Moeder staat in de keuken. Ze giet melk uit een kan in een f les. ‘Wat doet u?’ ‘Ik zorg voor proviand, voor onderweg of voor in de kelder. Wie weet hoelang we daar moeten zitten. Ik hoop dat die pinhel- men snel verder trekken, maar misschien blijven ze wel dagen- lang in onze mooie stad.’ opmk-Overdegrens.indd 13 24-04-17 13:48
14 ‘Ik help wel even.’ Terwijl Sarah twee broden doormidden snijdt, hoort ze plotse- ling geschreeuw. Verschillende stemmen roepen door elkaar. Vlug gaat ze naar het raam. Een grote groep mensen komt gehaast aanlopen, met zakken, tassen en koffers. De oude mevrouw Speybroeck ligt in een kruiwagen die wordt voortge- duwd door haar kleinzoon. Moeder had gelijk: nu meneer Delaere het voorbeeld heeft gegeven, volgen er meer. ‘Ze vluchten allemaal’, zegt moeder. ‘Zullen wij ook maar gaan?’ Straks zijn zij de enigen in heel Aarschot die in handen van de Duitsers vallen! Resoluut schudt moeder haar hoofd. ‘Wij blijven.’ ‘En als ze ons nu te pakken krijgen?’ ‘Dan bieden we ze koff ie en sigaretten aan, zoals de burge- meester heeft geadviseerd. En ondertussen bidden we dat de Duitsers inderdaad een beschaaf d volk zijn’, zegt moeder rus- tig. Hoe kan ze dat nou zo kalm zeggen? Bidden heeft weinig zin als er een gewapende pinhelm voor je staat! Ze hebben mensen verdronken vanmorgen, zomaar! De bovenmeester heeft het zelf gezegd. Zwijgend kijkt Sarah naar de stoet mensen die langs het raam voorbijtrekt. Wie maakt de juiste keuze? Deze mensen, door hoeterdekoeter hun huis en hun stad achter zich te laten en te vluchten, of zij, door te blijven en te vertrouwen op de goedheid van de Duit- sers? Ze zou honderd keer liever achter hun stadsgenoten aan trekken, dan hier blijven. Maar moeder heeft duidelijk een keu- ze gemaakt. ‘Haal jij de dekens van jullie bedden en breng ze naar de kelder, Sarah. Dan maak ik het hier verder af.’ opmk-Overdegrens.indd 14 24-04-17 13:48
15 Het is koel in de kelder. Moeder heeft de petroleumlamp die ze had meegenomen niet aangestoken, maar door het bovenraam- pje valt een streep daglicht naar binnen, precies op de bladzij- den van het boek dat moeder voorleest. Lucie en Maria zitten ieder aan een kant van moeder, terwijl ze over Olivier Twist leest. Sarah luistert naar moeders kalme stem, vertrouwd en rustig alsof de oorlog niet voor de poort van hun stad staat. Het is al een tijd stil buiten. De mensen die wilden vluchten zijn blijkbaar allemaal weggetrokken. Toch wil moeder niet dat ze de kelder verlaten en Sarah durft niet te vragen hoelang ze hier moeten blijven. Misschien vannacht ook wel. Moeder heeft niet voor niets de dekens naar beneden laten halen. Moeder stopt met lezen en gaat rechtop zitten. ‘Wat is er?’ vraag Sarah meteen. Moeder geeft geen antwoord, maar ze houdt haar hoofd een beetje schuin. ‘Lees nou door’, zegt Lucie. ‘Het is net zo spannend.’ Moeder blijft roerloos zitten. Sarah zit ook stil, ze knippert niet eens met haar ogen. Als ze naar haar handen kijkt, ziet ze dat ze haar vuisten heeft gebald. Raar, dat heeft ze niet eens gemerkt. Van buiten klinkt een dof gedreun, alsof duizenden laarzen tegelijkertijd de grond raken. Zo anders dan de haastige voet- stappen van de vluchtende Aarschottenaren. Dit moeten de Duitsers zijn! Moeder buigt zich weer over het boek en leest verder, haar stem luider dan daarvoor: ‘De tijd verstreek. Het was intussen hartje winter geworden en wekenlang had Olivier Twist geen stap bui- ten de deur kunnen zetten. Fagins rovershol leek wel een dui- ventil. Elke nacht en vaak ook overdag waren de jongens op pad, om een paar uur later weer thuis te komen en hun buit af te geven. Als beloning kregen ze eten dat Fagin zelf klaarmaak- te.’ opmk-Overdegrens.indd 15 24-04-17 13:48
16 Buiten klinken schreeuwende mannenstemmen, in een harde taal. Sarah kijkt om zich heen. In een hoek van de kelder staan aard- appelkistjes. Snel zet ze een kistje naast het raam. Moeder kijkt even om. ‘Voorzichtig!’ Geluidloos vormen haar lippen het woord. Behoedzaam klimt Sarah op het kistje naast het raam. Als ze op haar tenen staat kan ze net naar buiten kijken. Aan de over- kant van de straat staan drie soldaten. Ze beuken tegen de deur van de familie Goossens. De deur gaat op een kier open, maar de linker soldaat duwt er zo hard tegenaan dat de deur openvliegt. Goossens wankelt achteruit. In zijn handen heeft hij twee f lessen wijn, die hij de Duitsers toesteekt. De soldaat grijpt Goossens beet en rammelt hem door elkaar. Goossens schudt wild zijn hoofd heen en weer. De soldaat pakt zijn geweer en slaat Goossens tegen zijn been. Een andere sol - daat grijpt Goossens bij zijn vest, trekt hem zijn huis uit en smijt hem op straat. Een van de f lessen wijn breekt. Goossens blijft even verdwaasd zitten, met de andere f les wijn nog in zijn hand. Dan komt hij overeind. Hij wil terug zijn huis in gaan, maar opnieuw wordt hij tegen de grond gewerkt. Vrouw Goos- sens wordt uit het huis gesleurd door de derde soldaat en ook op straat gegooid. Met haar hand tegen haar mond gedrukt staat Sarah te kijken. Ze zou naar buiten willen rennen en tegen die Duitsers schreeu- wen dat ze de familie Goossens met rust moeten laten, maar ze kan niets doen. Helemaal niets. Alleen maar kijken en probe- ren niet te huilen. Waarom gaan die Duitsers zo tekeer tegen die oude meneer en mevrouw Goossens? Die doen geen vlieg kwaad. Ze wilden hun zelfs wijn geven, zoals burgemeester Tielemans gezegd had. Of zouden die pinhelmen dit bij alle huizen doen? Straks komen opmk-Overdegrens.indd 16 24-04-17 13:48
17 ze ook bij hen! Wat kunnen zij, zonder vader, tegen deze man- nen beginnen? Ze hadden moeten vluchten toen het nog kon! Vlug springt ze van het kistje. Moeder kijkt op en Sarah gebaart naar de hoek. ‘Kom, we gaan hier zitten’, zegt moeder, terwijl ze naar wat lege jutezakken gebaart. ‘Dat zit f ijner.’ ‘Daar is het toch veel te donker’, zegt Lucie. ‘Dan kunt u niet lezen.’ ‘O, dat lukt me wel.’ Moeder weet zelfs nog te glimlachen. Hoe kan ze dat? Zij moet toch ook heel bang zijn. De Duitsers zijn al bij de overburen en dadelijk zullen ze hier zijn. Natuur- lijk zal moeder de deur niet voor hen opendoen, maar als ze de deur intrappen? Dan zitten zij hier, in de kelder, als muizen in een val. De Duitsers mogen hen niet vinden! Sarah kijkt om zich heen. Het is een rommeltje in de kelder: kisten, zakken, losse planken. Ze kunnen zich makkelijk ver- stoppen als de Duitsers komen. Maar zouden zij niet de hele kelder overhoopgooien? Eigenlijk zouden ze gewoon niet in de kelder moeten komen. Dat is de oplossing! Stil loopt Sarah naar de deur van de kelder. Daarvoor is een smalle, donkere gang. De traptreden, nog geen twee meter ver- der, zijn nauwelijks te zien. Als de pinhelmen de trap af komen, zullen zij de deur dus ook niet zien. Tenzij ze zaklampen heb- ben. Sarah moet in ieder geval proberen om de kelder te verbergen. Misschien denken die Duitsers dan wel dat die kleine donkere gang hun kelder is. Vlug bekijkt Sarah de grootste spullen uit de kelder: een aardappelkist, een zak met meel, een paar kist- jes. Eerst zeult ze de zak met meel naar het gangetje. Wat is dat ding zwaar! ‘Sarah!’ roept moeder. Sarah blijft staan. Moeder kijkt haar vragend aan. Sarah kan opmk-Overdegrens.indd 17 24-04-17 13:48
18 haar niet vertellen wat ze van plan is. Dan horen haar zusjes het ook en zij zullen in paniek raken. ‘Maria, lees jij verder?’ vraagt moeder. ‘Nee, moeder,’ roept Lucie, ‘u moet voorlezen. U doet dat veel mooier dan Maria.’ Moeder glimlacht, alweer. ‘Maar ik zit al zo lang voor te lezen, mijn keel is helemaal schor. Ik moet echt even stoppen.’ Moeder staat op. Lucie trekt een pruillip, maar voordat ze kan beginnen met huilen, leest Maria al verder. Lucie kruipt tegen haar zus aan. ‘Wat doe je?’ f luistert moeder als ze vlak bij Sarah is. ‘En wat heb je gezien?’ ‘De Duitsers hebben de familie Goossens uit hun huis gesleurd.’ ‘Echt waar? Waarom? Die oude mensen zijn de goedheid zelve!’ ‘Ik heb geen idee. Goossens bood hun zelfs f lessen wijn aan. Er waren nog meer soldaten, die bij andere overburen aanklopten. Het lijkt wel of ze iets zoeken. Misschien gaan ze gewoon alle huizen langs. Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat ze ons niet mogen vinden.’ Moeder schudt haar hoofd. ‘Nee, zeker niet.’ ‘Daarom wil ik de kelder verbergen’, zegt Sarah. ‘Als we alle spullen in het halletje zetten, voor de kelderdeur, denken ze misschien dat ons halletje de kelder is. Ze zullen niet vermoe- den dat er nog een ruimte is.’ ‘Slim idee’, zegt moeder, terwijl ze even door Sarah’s haar woelt. ‘Wat f ijn dat ik zo’n praktische dochter heb.’ ‘We doen eerst de kolenkist’, zegt Sarah. ‘Die is het zwaarst. Dan kunnen we daarachter nog wat kisten zetten.’ In een paar minuten staan alle grote zware spullen voor de deur. Vlak voor de traptreden staat de kolenkist, daarachter staan kisten, opgestapeld tot bijna aan het plafond. Moeder duwt de kelderdeur dicht en draait hem op slot. De kelder ziet er raar leeg uit, met alleen hun dekens, de tassen die moeder opmk-Overdegrens.indd 18 24-04-17 13:48
19 heeft ingepakt, wat losse planken, lege jutezakken en een ijze- ren emmer. Maria leest nog steeds voor. Moeder loopt naar de meisjes toe en hurkt bij hen. ‘Maria, Lucie, luister goed. Mis- schien komen er straks slechte mannen in ons huis. Dat weet ik niet zeker, hoor, maar het kan. Als ze komen, gaan we in de hoek zitten en trekken we de dekens over ons heen. We mogen absoluut geen enkel geluid maken. Kunnen jullie dat?’ Lucie snuift. ‘Natuurlijk, ik ben heel goed in verstoppertje.’ ‘Dat weet ik, boeleke. Dat kun je geweldig!’ Hoelang zijn ze nu al in de kelder? Zeker een paar uur. Het boek over Olivier Twist is inmiddels uit. En het plaatjesboek van Lucie met prenten van verschillende dieren hebben ze ook al zes keer doorgebladerd. Stil zitten ze met zijn vieren op de dekens. Van buiten komt herrie: geschreeuw, gegil, gehuil. Er klinkt een oorverdovende knal, meteen gevolgd door hartver- scheurend gekrijs. Lucie begint te huilen. Onmiddellijk slaat moeder een hand voor Lucies mond. ‘Stil, meisje.’ ‘Wat was dat?’ f luistert Maria. Zelfs in de donkere hoek van de kelder ziet Sarah dat haar zusje haar ogen heeft opengesperd. ‘Ik weet het niet’, f luistert ze terug. Misschien was het wel een geweerschot, maar dan heel dicht- bij. Dat gaat ze natuurlijk niet zeggen. Sarah rilt. Een schot en dat gillen … Misschien hebben de Duitsers wel een van de buren neergeschoten. Zouden ze dat doen, zomaar burgers neerschieten? Dan zullen ze voor soldaten helemaal geen genade kennen. En tegen hen moet vader dan vechten! Vader is smid, geen soldaat! Laarzen klossen vlak langs het raam. Gebonk op de deur. Een zware mannenstem roept: ‘Aufmachen, sofort!’ opmk-Overdegrens.indd 19 24-04-17 13:48
20 Nog meer gedreun. ‘Dat is onze deur’, f luistert Maria. Haar gezicht is een witte vlek in de donkere kelder. ‘Ja’, antwoordt moeder bijna onhoorbaar. ‘Niets meer zeggen nu.’ Eén verdieping boven haar beuken pinhelmen op hun deur. ‘Ik ben bang, moeder’, zegt Lucie met trillende stem. Moeder spreidt haar armen uit en Lucie nestelt zich tegen haar aan. Sarah slaat haar arm om Maria heen. Haar zusje prevelt zacht een gebed, nauwelijks verstaanbaar. Sarah zou ook willen bidden, maar wat kan ze God vragen? Een harde knal klinkt, dan krakend hout. Maria stopt haar geprevel en Sarah hoort haar snelle ademhaling vlak bij haar oor. De Duitsers zijn in hun huis! Luide stemmen vlak boven hen, de houten vloeren kraken onder de zware laarzen. De Duitsers moeten nu in hun woon- kamer zijn. Wat goed dat ze in de kelder zijn gaan zitten! Er klinken harde bonzen, alsof er meubels omgegooid worden. Maria trilt in haar armen – of is ze het zelf ? Bonkende voetstappen komen dichterbij. Een van de Duitsers moet op weg zijn naar hun kelder. Maria maakt een hoog, onge- controleerd geluid. Onmiddellijk duwt Sarah het hoofd van haar zusje tegen haar borst om het gepiep te smoren. Maar Maria is al stil. Roerloos ligt ze tegen haar aan. Een harde stem klinkt vlakbij: ‘Ich bin im Keller.’ ‘Keller’ is vast kelder. Dan zal de Duitser denken dat het halletje hun kelder is. Als hij maar niet beter gaat kijken. Een schurend geluid snerpt door de kelder. Sarah duwt Maria nog stijver tegen zich aan. Die pinhelm is op hooguit anderhal- ve meter afstand, alleen van hen gescheiden door de kolenkist, de kistjes en een hopelijk onzichtbare deur. Opnieuw dat schu- opmk-Overdegrens.indd 20 24-04-17 13:48
21 rende geluid. O nee, hij verschuift de kolenkist! Misschien heeft hij hun list doorzien. Ademhalen gaat bijna niet meer. Sarah’s borst doet pijn van haar bonkende hart. Ze voelt Maria’s hart ook kloppen, tegen het hare. Een stem roept iets vragends, maar het klinkt verder weg. De pinhelm, vlak voor de deur van hun schuilplaats, schreeuwt: ‘Hier ist keiner.’ De eerste stem brult weer. Dreunende stappen op de keldertrap. Sarah klemt Maria nog vaster in haar armen. Komt er nog een pinhelm bij? Zullen ze straks ontdekt worden door twee gewa- pende Duitsers? Of verwijderen de voetstappen zich? Sarah slikt, maar haar keel blijft droog. Bewegingloos blijft ze zitten luisteren. Boven haar hoofd hoort ze nog steeds het gedreun van laarzen, maar er lijkt niemand meer in het gange- tje te zijn. Na lange, lange tijd slaat er een deur dicht en dan is het stil in huis. Voorzichtig gaat ze rechtop zitten. Ze duwt Maria zachtjes van zich af. Al haar spieren doen pijn en ze beweegt haar hoof d heen en weer. ‘Ze zijn weg’, zegt ze zacht. Het is bijna niet te geloven, maar de Duitsers zijn in hun list getrapt! ‘Niet weg,’ zegt moeder, ‘maar wel uit ons huis.’ Natuurlijk, dat bedoelde Sarah ook. Ze hoort nog steeds het geschreeuw, de zware laarzen en af en toe de harde knallen van buiten, maar in huis lijkt niemand meer te zijn. ‘We mogen God dankbaar zijn’, zegt moeder. ‘Ik heb al die tijd gebeden dat Hij ons wilde bijstaan en Hij heeft geluisterd. Hij heeft ons beschermd. Maar we moeten voorlopig wel hier blij- ven. Zolang zij buiten zijn, blijven wij in de kelder. Hopelijk trekken ze snel naar Antwerpen. Hier in Aarschot hebben ze niets te zoeken.’ opmk-Overdegrens.indd 21 24-04-17 13:48
22 ‘In Antwerpen toch ook niet, moeder’, zegt Sarah. ‘Nee, daar heb je gelijk in, kind. Ze hebben niets te zoeken in België. Wat hebben wij te maken met ruzies tussen die grote landen, Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en Engeland?’ ‘Laten ze het lekker zelf uitvechten!’ Het is een opluchting om te kunnen praten, ook al is het heel zachtjes. Sarah komt overeind en hoort haar knieën kraken als die van een oude vrouw. Ze loopt een paar passen heen en weer, houte- rig, alsof ze de pop van Lucie is. Na een paar stappen gaat het beter. ‘Moeder’, zegt Lucie. Haar kleinste zusje heeft al die tijd nog niets gezegd. ‘Ik moet plassen.’ Plassen. Nu Lucie dat zegt, moet Sarah zelf ook. Maar de latrine is achter het huis. Daar kan ze nu niet heen natuurlijk. ‘In de hoek staat een emmer’, zegt moeder. ‘Die heb ik speciaal laten staan.’ Plassen in een emmer. Dat wil Sarah niet. Dan houdt ze het wel op. ‘Waarom?’ vraagt Maria. ‘Om in te plassen’, zegt moeder. ‘Wie weet hoelang we hier in de kelder moeten blijven. Dat kan wel dagen duren.’ opmk-Overdegrens.indd 22 24-04-17 13:48