Het volk van God
HET VOLK VAN GOD vanuit joods en christelijk zicht Willem J. Ouweneel Naam van Auteur (zoals op de cover) Titel van het boek zoals op de cover Scholten Uitgeverij
Het volk van God Willem J. Ouweneel © 2023 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25a 8021 DA Zwolle [email protected] www.scholtenuitgeverij.nl Omslagontwerp: Marcin & Milou Binnenwerk: Gewoon Geertje Drukwerk: www.drukcase.nl Eerste druk: maart 2024 ISBN: 9789083380421 NUR: 707 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou- digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, mechanical, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews, without the prior written permission of the publisher.
Voor mijn lieve vrouw Gerdien, vanwege het bereiken van een nieuw kroonjaar.
7 Inhoudsopgave Woord vooraf 11 1. De ‘Am Èlohim (het volk van God) 17 1.1 Een eerste verkenning 18 1.2 Een geestelijk ‘volk van God’ (Tenach) 22 1.3 Een geestelijk ‘volk van God’ (Nieuwe Testament) 25 1.4 Tweeërlei volk 27 1.5 Een nieuw ‘volk van God’ 30 1.6 Het volk van God in de rabbijnse traditie 33 1.7 Verbond, verval, herstel 36 2. De Miqveh (het reinigingsbad) 39 2.1 Waarom de miqveh? 40 2.2 Wat is de miqveh? 42 2.3 De miqveh in de rabbijnse literatuur 45 2.4 De miqveh en de doop 48 2.5 De Miqveh in het Nieuwe Testament 51 2.6 Onderdompeling door anderen of zelfonderdompeling? 54 2.7 De miqveh van ‘bruid’ Israël 55 2.8 Israëls miqveh aan het begin van het Messiaanse rijk 58 2.9 Nieuwe vruchtbaarheid 60 2.10 De ‘hoop van Israël’ 62
8 3. De b’rit milah (de besnijdenis) 65 3.1 Instelling van de besnijdenis 66 3.2 Betekenis in het jodendom 69 3.3 ‘Het’ verbond 72 3.4 De b’rit milah in de rabbijnse literatuur 79 3.5 De geestelijke besnijdenis 82 3.6 Bijzondere gevallen 86 3.7 Kolossenzen 2:11v. 87 3.8 De twee kanten van de medaille 90 3.9 Doop en besnijdenis 91 3.10 Uitwerking van de doop 93 4. De sjabbat (de sabbat) 97 4.1 Eerste verkenning 98 4.2 De instelling van de sabbat 101 4.3 Drie betekenislagen 103 4.4 De sabbat: mag-niet-dag of vreugdedag? 105 4.5 De Messiaanse Sabbat 108 4.6 De Messiaanse Sabbat (nieuwere visies) 112 4.7 Sabbat en zondag 114 4.8 De sabbat in de tijd van de aartsvaders 117 4.9 De sabbat vanaf de Uittocht tot op David 120 4.10 De sabbat in de tijd van de koningen 123 4.11 De sabbat na de ballingschap 126 5. De Kasjroet (de spijswetten) 129 5.1 Eerste verkenning 130 5.2 Leviticus 11: land- en waterdieren 133 5.3 Leviticus 11: vogels en kruipende dieren 136 5.4 Leviticus 11: verdere voorschriften 138 5.5 Geestelijke toepassingen 139 5.6 Andere verkeerde exegeses 142 5.7 Galaten 2 144 5.8 Kasjroet in de rabbijnse literatuur 146 5.9 Het bokje en de melk van zijn moeder 150
9 6. Èrets Jisra’eel (het land Israël) 153 6.1 Het Beloofde Land 154 6.2 De reikwijdte van het land 157 6.3 De zegeningen van het land Israël 159 6.4 De ‘navel’ van de aarde 162 6.5 Rangschikking 164 6.6 Terugkeer naar het Beloofde Land 167 6.7 De toekomstige terugkeer naar het land 169 6.8 Het land in de Messiaanse eeuw 172 6.9 Het land in de rabbijnse literatuur: de aartsvaders 174 6.10 Het land in de rabbijnse literatuur: Jozef en Mozes 177 6.11 Mozes’ dood én erna 179 6.12 De geestelijke ‘woestijnreis’ 180 6.13 De ‘hemelse gewesten’ 182 7. De kallah (Gods volk als bruid) 185 7.1 Adam en Eva 186 7.2 Vier matriarchale bruiden 189 7.3 Een man met twéé bruiden? 191 7.4 De bruidsmetafoor in de Tenach 193 7.5 Scheiding en herstel 196 7.6 De bruidsmetafoor in de rabbijnse literatuur: van Adam tot Jozef 198 7.7 De bruidsmetafoor in de rabbijnse literatuur: Sinaï 200 7.8 De bruidsmetafoor bij Jezus 202 7.9 De bruidsmetafoor bij Paulus 204 7.10 De bruidsmetafoor bij Johannes 205 8. De Z’vachim (de Tenachische offers) 209 8.1 Het offer: Adam en Abel 210 8.2 Het offer van Noach 212 8.3 De aartsvaders en het offer 214 8.4 Van Egypte tot de Sinaï 218 8.5 Acht categorieën van offers 221 8.6 De vier bloedige offers 222
10 8.7 Kanttekeningen bij brand-, spijs- en vredeoffer 226 8.8 Kanttekeningen bij het zond- en schuldoffer 230 8.9 Jodendom en het zondoffer 233 8.10 Geen verzoening zonder zondoffer 236 8.11 Het offer in de rabbijnse literatuur: van Abraham tot Mozes 238 8.12 Het offer in de rabbijnse literatuur: van Pinehas tot Jeremia 241 9. Jôm Kippoer (Grote Verzoendag) 243 9.1 De heiligste dag van het jaar 244 9.2 JHWH en Azazel 248 9.3 Derde tot vijfde handeling 249 9.4 De twee bokken 250 9.5 Nóg vijf handelingen 252 9.6 Parallellen en contrasten 254 9.7 De Verzoendag in de rabbijnse literatuur (I) 256 9.8 De Verzoendag in de rabbijnse literatuur (II) 260 9.9 Twee opmerkelijke tradities 262 9.10 Offerdienst in het Messiaanse rijk 264 10. Nabeschouwing 267 Beknopte literatuurlijst 273 Register van Bijbelplaatsen en andere joodse bronnen 277
11 Woord vooraf Ik zal jullie voor Mij tot volk aannemen en Ik zal jullie tot een God zijn. Dan zullen jullie weten dat Ik JHWH, jullie God, ben, die jullie uitleidt van onder de lasten van de Egyptenaren. En Ik zal jullie brengen in het land waarvoor Ik mijn hand opgeheven heb om het te geven aan Abraham, Isaäk en Jakob, en Ik zal het jullie ten erfdeel geven, Ik, JHWH. Exodus 6:6v. Zie, de tabernakel van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen zijn, hun God. Openbaring 21:3 Onlangs verscheen van mijn hand een trilogie (drieluik) waarin ik drie Bijbelse thema’s behandelde, steeds vanuit zowel joods als christelijk gezichtspunt: de Sjechinah, de Torah en de Messias. Die drie thema’s waren niet zomaar gekozen. Zoals ik in het ‘woord vooraf’ in het eerste deel schreef:
12 ‘Een van de belangrijkste joodse geleerden uit de late Middeleeuwen was Rabbi Joseph Albo (ca. 1380-1444), die in Soria in het Spaanse Castilië woonde. In 1425 verscheen zijn hoofdwerk, Sefer ha‘Iqqarim (Boek der Beginselen) (in 1929-30 geredigeerd en uitge- geven door Isaac Husik). Daarin presenteerde Albo, mede geïnspi- reerd door de grote joodse geleerde Moses Maimonides (1138-1204), wat hij zag als de drie grondslagen van het joodse geloof, zoals ver - vat in de Misjnah (het oudste deel van de Talmoed): I. Het geloof in God, en dus ook in de heerlijkheid van God, en dus ook in de manifestatie daarvan op aarde – dit komt overeen met mijn deel I, De Sjechinah. II. Het geloof in de openbaring van God aan zijn volk (de Torah) – dit komt overeen met mijn deel II, De Torah. III. Het geloof in de voorzienigheid (beloning en straf) in de eindtijd c.q. de Messiaanse eeuw – dit komt overeen met mijn deel III, De Messias.’ In het aanvullende deel dat thans voorligt, stel ik vast dat deze drie thema’s wel de belangrijkste, maar niet álle kenmerken van het ‘volk van God’ omvatten (of men dit begrip ‘volk van God’ nu rabbijns dan wel christelijk opvat). Wat betekent dat überhaupt: ‘volk van God’? Is Israël het volk van God, of is de Ekklèsia (de Gemeente van God) dat? Of zijn zij dat elk apart? Of zijn deze twee wezenlijk het- zelfde? Wat zijn de verschillen, maar ook de frappante parallellen tussen het Tenachische en het nieuwtestamentische volk van God? Of ook: hoe keren de wezenlijke elementen van het Godsvolk Israël, dat we kennen uit de Tenach, terug in de Ekklèsia? Ik kwam tot het inzicht dat aan de hierboven genoemde trilogie diverse belangrijke thema’s ontbraken. Na de zojuist genoemde drie thema’s zijn deze nieuwe thema’s – het zijn er uiteindelijk acht geworden – de volgende (genummerd volgens de verschillende hoofdstukken):
13 (1) Het ‘volks’-begrip in de Bijbel (het Hebreeuwse ‘am en goi in de Tenach, het Griekse laos en ethnos in het Nieuwe Testa- ment). (2) De miqveh (het reinigingsbad), dat parallel is met de christe- lijke doop. (3) De b’rit milah (de besnijdenis), dat parallel is met de ‘besnij- denis’ van het hart (zeg maar: de wedergeboorte). (4) De sjabbat (de sabbat, de zevende dag van de week), die parallel is met het Messiaanse rijk (de ‘zevende dag’ van de wereldgeschiedenis), waar zowel gelovige Joden als gelovige christenen naar uitkijken. (5) De kasjroet (de spijswetten), die een parallel vertoont met de geestelijke voeding van de gelovigen. (6) Èrets Jisra’eel (het land Israël, het Beloofde Land, het Heilige Land), die parallel is met wat Paulus in de Efezebrief omschrijft als de ‘hemelse gewesten’. (7) De kallah (Israël als de bruid van God; in de Messias zal deze huwelijksband eens hernieuwd worden). (8) De z’vachim (de Tenachische offers), die vervuld zijn in het offer van de Messias. (9) Jôm Kippoer (Grote Verzoendag), die vervuld is in het ver - zoeningswerk van de Messias. Je kunt je de orthodoxe Jood niet voorstellen, niet alleen niet zonder de Sjechinah, de Torah en de Messiasverwachting, maar ook niet zonder deze elementen: het reinigingsbad, de besnijdenis, de sabbat, de spijswetten, het Heilige Land, Israëls ‘huwelijksband’ met God, de offerdienst en Jôm Kippoer. (Nog afgezien van de andere grote joodse hoogtijden, van Pèsach tot Poerim.) Maar je kunt je de Bij- belse christen evenmin voorstellen zonder de doop, de wederge- boorte, de toekomstverwachting, de geestelijke groei, zijn plaats in de ‘hemelse gewesten’, de ‘huwelijksband’ met Christus, en het offerwerk van Christus. Dat moet allemaal in dit geschrift aan de orde komen.
14 Laat me hier nog eens de woorden mogen citeren waarmee mijn boek De Sjechinah begon (hier iets verkort): in Romeinen 9:3v. somt de apostel Paulus acht zegeningen en voorrechten van Israël op, die ik hier in een wat andere volgorde plaats: (1) De heerlijkheid, dat is in het Hebreeuws kavod (in rabbijnse taal: de Sjechinah); dit was het onderwerp van mijn boek De Sjechinah. (2) De wetgeving (op de berg Sinaï), oftewel de schenking van de Torah (de Wet van Mozes). Dit was het onderwerp van mijn boek De Torah. (3) De Messias, wat zijn lijfelijke afstamming betreft: de door God gezonden Jezus Christus, in Wie al Gods beloften ‘ja en amen’ zijn (2 Kor. 1:20). Dit was het onderwerp van mijn boek De Messias. (4) Het zoonschap; dat geldt collectief (‘Israël is mijn eerstgebo- ren zoon’, Ex. 4:22; ‘uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen’, Hos. 11:1), en ook individueel (‘Jullie zijn zonen van JHWH, jullie God’, Deut. 14:1; ‘zonen van de levende God’, Hos. 1:10). Dit onderwerp keert terug in hoofdstuk 1 van dit boek, over het volk van God. (5) De verbonden (Hebreeuws enkelvoud: b’rit), en wel de ver - bonden die God sloot met Abra(ha)m en diens nageslacht (Gen. 15 en 17), het verbond dat Hij sloot met Israël op de berg Sinaï (Ex. 24) en de vernieuwingen van dit verbond (Deut. 29; Joz. 24:25 enzovoort). Dit onderwerp keert terug in hoofdstuk 3 van dit boek, over de besnijdenis, maar ook hoofdstuk 4, over de sabbat, en hoofdstuk 7, over de bruid. (6) De aartsvaders: Abraham, Isaäk, Jakob en de twaalf zonen van Jakob, de vijftien respectieve ‘vaders’ van de twaalf stammen van Israël. Dit onderwerp keert eveneens terug in hoofdstuk 3 van dit boek, over de besnijdenis. (7) De beloften met het oog op Israëls glorieuze toekomst (des- tijds in het Beloofde Land, tegenwoordig opnieuw in het
15 Beloofde Land én het Messiaanse rijk), te beginnen bij Gene- sis 12:1-3; 13:14-17; 15:18-21. Dit onderwerp keert terug in hoofdstuk 6 van dit boek, over het Beloofde Land. (8) De eredienst of priesterdienst, volgens Goddelijke aanstelling verricht door de zonen van de hogepriester Aäron (Ex. 29), om God te eren en om verzoening over de zonden van het volk te doen (Lev. 1-7). Dit onderwerp keert terug in hoofd- stuk 8 en 9 van dit boek, over het offer, maar vergelijk ook hoofdstuk 2, over de Miqveh. Ten slotte: voor allerlei praktische aspecten, zoals over de gebruikte literatuur, verwijs ik naar het ‘woord vooraf’ in mijn boek De Sjechinah, vooral naar het PS. Voor Ginzbergs Legends of the Jews heb ik een handiger site gevon- den: https://www.sefaria.org/Legends_of_the_Jews?tab= contents. Ik dank drs. Kees de Vreugd, kenner van het Hebreeuws en de juda- ica, weer heel hartelijk voor zijn waardevolle commentaar! Loerik (bij Houten), najaar 2023 Willem J. Ouweneel
17 1. De ‘Am Èlohim (het volk van God) Ik heb de onderdrukking van mijn volk dat in Egypte is, duidelijk gezien en heb hun geroep vanwege hun slavendrijvers gehoord. Ja, Ik ken hun leed. (…) En nu, ga, en Ik zal je naar de Farao sturen, en jij zult mijn volk, de kinderen Israëls, uit Egypte uitleiden. Exodus 3:7,10 Dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls zal sluiten: Ik zal mijn Torah in hun binnenste geven en in hun hart zal Ik die schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen mij tot een volk zijn. Jeremia 31:33 … onze grote God en Heiland, Jezus Christus, die zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons van alle wetteloosheid verloste en voor zichzelf een eigen volk reinigde, ijverig in goede werken. Titus 2:13v.
18 Jullie zijn een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een kostbaar eigendom, opdat jullie de voortreffelijkheden verkondigen van Hem die jullie uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht, jullie die vroeger geen volk waren, maar nu Gods volk zijn, jullie die aan geen barmhartigheid deelhadden, maar nu barmhartigheid hebben verkregen. 1 Petrus 2:9v. 1.1 Een eerste verkenning Laten we beginnen met de meest elementaire vraag: Wat is een ‘volk’? Van Dale zegt: een volk is een historisch gegroeide gemeen- schap van erfelijk verwante mensen met min of meer gelijke taal en gewoonten. Israël is zo’n volk: het is een gemeenschap die de verre nakomelingen omvat van de aartsvaders, Abraham, Isaäk en Jakob (vgl. Ex. 1:1-5); ze zijn dus ‘erfelijk verwant’. Dat is net als met de zeventig volken die in Genesis 10 opgesomd worden: zoals het volk Israël afstamt van de man Israël (= Jakob), zo stamde het volk Koesj (Nubiërs) af van de man Koesj, het volk Kanaän (de Kanaänieten) van de man Kanaän en het volk Javan (de Ioniërs) van de man Javan, enzovoort. Daarom worden de Israëlieten vaak letterlijk de ‘zonen van Israël’ genoemd (gewoonlijk weergegeven als de ‘kinde- ren Israëls’), dat is letterlijk: de ‘zonen’ (= nakomelingen) van de man Israël (= Jakob). Deze gemeenschap is ‘historisch gegroeid’, en wel in het land Egypte: hier heeft dat volk zich in enkele eeuwen 1 ontwikkeld uit de 1 Israël verbleef 215 óf 430 jaar in Egypte, afhankelijk van de interpretatie van Gen. 15:13; Ex. 12:40v. (zie ook de antieke versies!); Gal. 3:17.
19 zeventig 2 nakomelingen van Jakob (Ex. 1:5). Dit waren degenen die samen met Jakob uit het land Kanaän 3 waren getrokken, waar Jakobs zoon Jozef door de Farao was aangesteld tot onderkoning. Het is een volk ‘met min of meer gelijke taal’, het Hebreeuws, al waren er wel dialectische verschillen: denk aan het beroemde sjib- bolet en sibbolet in Richteren 12:4-6 (ten tijde van de richter Jefta). De Galilese visser Simon Petrus was in Judea door zijn accent her - kenbaar als Galileeër (Matt. 26:73). In latere tijden nam trouwens het (verwante) Aramees steeds meer de plaats van het Hebreeuws in als de volkstaal van Israël. 4 Als we nu weten wat een ‘volk’ is, wat is dan een ‘volk van God’? Dat is een volk (in de zojuist beschreven etnische 5 zin) dat God heeft uitverkoren om zijn volk te zijn. Zoals Mozes zegt: ‘Jij 6 bent een heilig volk voor JHWH, jouw God, [want] JHWH, jouw God, heeft jou uitverkoren om zijn kostbaar eigendom te zijn uit alle volken die op de aardbodem zijn’ (Deut. 7:6; vgl. 14:2). Zoals de Israëlieten ‘zonen van Israël’ zijn, zo zijn zij ook ‘zonen van JHWH, jullie God’ (Deut. 14:1), ‘zonen van de levende God’ (Hos. 1:10). Dit geldt zelfs collectief: ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon’, zegt God (Ex. 4:22); ‘uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen’, zegt Hij (Hos. 11:1). Wanneer is Israël ‘volk van God’ geworden? Al bij de brandende doornstruik duidt God, in overeenstemming met zijn beloften aan de aartsvaders, Israël aan als ‘mijn volk’: ‘Ik heb de onderdrukking 2 Stefanus zei ‘vijfenzeventig’ (Hand. 7:14) in navolging van de Septuaginta (de antieke Griekse vertaling van de Tenach). Vermoedelijk zijn in dit getal ook Jozef en zijn nazaten meegerekend. 3 ‘Kanaän’ was oorspronkelijk het land van de Kanaänieten (Gen. 12:6; 13:7; 15:21 enz.), dat zijn de nakomelingen van Kanaän, de zoon van Cham, de zoon van Noach (Gen. 9:18,22,25,27; 10:6,15). 4 Delen van de Tenach zijn zelfs in het Aramees geschreven, met name Jer. 10:11; Dan. 2:4b–7:28; Ezra 4:8–6:18; 7:21-26. Het woord ‘Hebreeuws’ komt van Heber, en ‘Aramees’ van Aram, twee namen uit Gen. 10:22-25. 5 ‘Etnisch’ komt van het Griekse ethnos, ‘volk’; zie verderop in de tekst. 6 Als de eenheid van het volk benadrukt wordt, wordt het in de Pentateuch dikwijls in het enkelvoud aangesproken.
20 van mijn volk dat in Egypte is, duidelijk gezien. (…) En nu, ga, en Ik zal je naar de Farao sturen, en jij zult mijn volk, de kinderen Israëls, uit Egypte leiden’ (Ex. 3:7,10). Als Mozes en Aäron bij de Farao komen, is dit hun boodschap: ‘Zo zegt JHWH, de God van Israël: Laat mijn volk gaan’ (5:1; vgl. 7:16; 8:1,20v.; 9:1,13; 10:3v.). Via Mozes zegt God tegen Israël: ‘Ik zal jullie voor Mij tot volk aanne- men en Ik zal jullie tot een God zijn. En jullie zullen weten dat Ik JHWH, jullie God, ben, die jullie uitleidt van onder de lasten van de Egyptenaren. En Ik zal jullie brengen in het land waarvoor Ik mijn hand opgeheven 7 heb om het te geven aan Abraham, Isaäk en Jakob, en Ik zal het jullie ten erfdeel geven, Ik, JHWH’ (Ex. 6:6v.). Hier horen we voor het eerst deze tweeheid: jullie zijn mijn volk, en Ik ben jullie God. 8 Voortaan zijn de twee, God en zijn volk, onverbrekelijk met elkaar verbonden. Voortaan mag God, die ener - zijds nadrukkelijk de God van alle mensen is, toch anderzijds bij uitstek de ‘God van Israël’ genoemd worden. 9 Een volgende vraag die gesteld moet worden, is deze: Is een ‘volk’ – het volk van God of anderszins – denkbaar zonder land? Het ant- woord luidt: ja, in het geval van nomadenvolken, zoals de Roma en de Sinti. Maar dat zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. De Friezen horen in Friesland, de Hongaren in Hongarije, de Chinezen in China. Hoezeer de Friezen, de Hongaren en de Chinezen zich over de wereld verspreid mogen hebben, Friesland resp. Hongarije resp. China zullen altijd hun thuisland blijven. Zo is het met Israël. Het kreeg van JHWH het land Kanaän, dat sinds de inbezitneming door Israël geleidelijk het ‘land Israël’ is gaan heten 10 (zie uitvoerig 7 D.i. een eed gezworen (Gen. 22:16; 24:7; 26:3; Luk. 1:73; Hebr. 6:13,17). 8 Vgl. Lev. 26:12; Ps. 50:7; Jes. 40:1; Jer. 7:23; 11:4; 30:22; 31:33; Ezech. 36:28; Zach. 9:16; Openb. 21:3. 9 In de Torah: Ex. 5:1; 24:10; 32:27; 34:23; Num. 16:9 (en nog vele malen in de rest van de Tenach); in het Nieuwe Testament: Matt. 15:31; Luk. 1:68. 10 Van 1 Sam. 13:19 tot Matt. 2:21 (in Richt. heet het soms nog steeds ‘Kanaän’: 3:1; 21:12).