7 Voorwoord De volgorde van de delen in deze reeks is zeker wonderlijk te noemen. De reeks opende met een pneumatologisch werk, wat bepaald geen gebruikelijke start van een dogmatische reeks is. En aan het einde van de reeks komen twee delen die men nu juist aan het begin verwacht zou hebben. Men kan erover twisten of men een dogmatische reeks moet openen met een deel over openbaring en Schrift (thans dit deel XI) of met een deel over God (thans het geplande deel XII). In ieder geval lijkt het ‘logisch’ met deze twee thema’s te beginnen en er niet mee te eindigen.Toch is er wel iets voor te zeggen om de leer van de godsopenbaring in het alge - meen en de Heilige Schrift in het bijzonder pas nu te behandelen. Ik herinner me dat men aan de Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Hoër Onderwys, waar ik negen jaar lang vijf tot acht weken per jaar gedoceerd heb, pas in het tweede of derde studiejaar (christelijke) wetenschapstheorie aan de studenten gaf. Het lijkt ‘logisch’ om eerst wetenschapsleer te geven en dan pas met de eigenlijke wetenschapsbeoe - fening te beginnen, maar didactisch is het beter dat pas later te doen, als de studen - ten enigszins vertrouwd zijn geraakt met het verschijnsel wetenschap als zodanig. Zo kan een bezinning op de schriftleer nuttig zijn als men eerst een tijdlang de verschillende bijbelse leerstukken heeft behandeld en de visie van de auteur op de Bijbel daar alleen maar doorheen schemert. Daarna kan dan het moment aanbreken waarop men meer expliciet verantwoording aflegt over de gehanteerde schriftvisie. Het hoeft geen betoog dat de schriftvisie in kringen die als ‘rechtzinnig’ bekend - staan, niet meer zo vanzelfsprekend is als vroeger. Dat geldt zowel voor de rooms- katholieke als voor de traditioneel-protestantse en de evangelicale schriftleer. Niet alleen is de vroeger zo vanzelfsprekende ‘mechanische’ inspiratieleer volstrekt in diskrediet geraakt, maar er is ook een krachtige en broodnodige bezinning op gang gekomen ten aanzien van de wetenschappelijke vooronderstellingen van wat men thans ‘fundamentalisme’ noemt. Het is een hele toer geworden om een aanvaard- bare middenweg te vinden tussen het ‘liberalisme’ (vrijzinnigheid) en dit ‘funda - mentalisme’ in het licht (a) van onze huidige kennis van de Schrift, (b) van de theo - logische inzichten van weleer en vandaag, en (c) van de wetenschapstheorie. Dit elfde deel is onder meer een poging om die weg te vinden. De lezer moet voor zich - zelf uitmaken in hoeverre ik daarin ben geslaagd. In het volgende en laatste deel zal die theologische wetenschapsleer zélf nader uitgediept worden. Veel inleidingen tot de theologische discipline die bekendstaat als de ‘dogma - tiek’ of de ‘systematische theologie’, beginnen met een of meer hoofdstukken over
8 wat gewoonlijk met een Grieks woord de prolegomena genoemd worden. Dit zijn de dingen die ‘gezegd’ moeten worden ‘voor’ het eigenlijke theologische onderzoek be - gint; het gaat om de ‘voor-’ of ‘grondvragen’. In de scholastische theologie sprak men van Lat. praecognita theologiae , de dingen die, voordat men aan de theologie begint, allereerst ‘geweten’ moeten worden. In Duitstalige landen wordt deze studie van de prolegomena dikwijls ondergebracht bij de zogenoemde Fundamentaltheologie. Deze term stamt uit de rooms-katholieke theologie en werd nog niet zo lang geleden in - gevoerd in de protestantse theologie. Deze ‘fundamentele theologie’ kan omschre - ven worden als de ‘theorie van de fundamenten en methoden van de theologie’. 1 Ze heeft het karakter zowel van een apologetische of ‘missionaire’ (dus praktische, op buitenstaanders gerichte) theologie 2 als van een (meer theoretische, a-priorische) ‘wijsgerige theologie’ (juister: een vakfilosofie van de theologie). 3 Een zinvolle onderscheiding kan gemaakt worden tussen de ‘externe’ en de ‘in - terne prolegomena’ van de theologie, oftewel tussen wat ‘van buitenaf’ en wat ‘van binnenuit’ allereerst over de theologie gezegd moet worden. 4 Karl Barth noemt ze de ‘vooraf te zeggen dingen’ (die hij afwijst) resp. de ‘allereerst te zeggen dingen’ (die bij aanbeveelt). 5 De ‘externe prolegomena’ liggen op het terrein van de wijs - begeerte, zowel de godsdienstwijsbegeerte (dus ontologisch) als de wetenschaps - leer (dus epistemologisch). De ‘interne prolegomena’ behoren tot het terrein van de theologie zelf en betreffen wat men traditioneel aanduidt als de locus de revelatione et scriptura , het thema van de openbaring en de Schrift (preciezer: van de openbaring, en wel speciaal van de Schrift). Dat dit thema vooropstaat in de dogmatiek, ligt voor de hand; zoals Arthur C. Headlam heeft gesteld: 6 ‘de primaire vraag in de theologie moet zijn wat de bron is van onze kennis van God’; de rest van de theologie is dan de uitwerking van die kennis. In zekere zin behoren openbarings- en schriftleer inderdaad tot de prolegomena, omdat dat wat vanuit christelijk standpunt over de openbaring en speciaal over de Schrift gezegd moet worden, noodzakelijk moet worden ‘gezegd vóór’ iets betrouw - baars gezegd kan worden over God en de dingen van God. Immers, wat wij over God menen te kunnen zeggen, is vooral ontleend aan de Bijbel, maar dan vanuit de vooronderstelling dat de Schrift niet alleen over God spreekt, maar dit betrouwbaar kan doen doordat zij openbaring van God is, en wel primair openbaring aangaande Hemzelf. Daarom moeten wij eerst de vraag stellen of de Schrift openbaring van (en aangaande) God is, en zo ja, wat dit concreet inhoudt, voordat wij aan de Schrift betrouwbare kennis over God kunnen ontlenen. De interne prolegomena zijn als zodanig, zoals gezegd, van strikt theologische aard; zij gaan vooraf aan de ‘rest’ van de systematische theologie. De externe prolegomena echter gaan aan de theologie zélf vooraf. Zij zijn van een metatheologisch of wijsgerig karakter; zie daarover het volgende en laatste deel in deze reeks.
9 Ik wijs de lezer erop dat de inhoud van dit deel teruggaat op de tweede helft van mijn in het Engels geschreven en in het Afrikaans verdedigde theologische dissertatie (Bloemfontein, Zuid-Afrika, 1993: A Critical Analysis of the External and Internal Prole - gomena of Systematic Theology ; promotor: de dogmatoloog prof. dr. Sybrand A. Strauss, Bloemfontein; externe examinatoren: de dogmatoloog prof. dr. Ludie Schulze, Pot - chefstroom, de theoloog en filosoof prof. dr. Andree Troost, Amsterdam, en de filo - soof prof. dr. Daniel F.M. Strauss, Bloemfontein). Deze Zuid-Afrikaanse oorsprong verklaart ook het relatief grote aantal Zuid-Afrikaanse auteurs. De tekst is vertaald, aangepast en bijgewerkt door de verwerking van uitgebreide, recentere literatuur. Ten slotte nog twee praktische opmerkingen. Ten eerste, gezien het ‘technisch’ ka - rakter van grote stukken in dit deel wijs ik de lezer nog eens met nadruk op de Woordenlijst, waarin ‘technische termen’ verklaard worden. Ten tweede, de eerste vier hoofdstukken zijn bij uitstek nogal ‘technisch’; de lezer zou kunnen overwegen ze tot het laatst te bewaren. Graag breng ik weer een woord van dank aan de personen die een vroegere versie van dit boek van commentaar hebben voorzien ( sine titulis en in alfabetische volg- orde): Raymond Hausoul, Hans Hellendoorn, Frank Jabini, Dirk-Jan Jansen, Sytse de Jonge, Henk Medema, Tineke van Stormbroek-Abbes en Paulien Vervoorn. Voor de eindversie van dit boek ben ik uiteraard alleen zelf verantwoordelijk. Huis ter Heide, voorjaar 2012 Willem J. Ouweneel Leeswijzer: (a) Tekstgedeelten die klein gedrukt zijn, alsmede de eindnoten, zijn meer technisch van aard en alleen van belang voor speciaal geïnteresseerden. De lezer kan ze desgewenst dus gevoegelijk overslaan. (b) Voor theologische vaktermen en andere minder bekende woorden wordt ver- wezen naar de verklarende woordenlijst achter in dit boek. Noten 1 Joest, 1974:9; zie uitvoerig Wagner, 1981. 2 Vgl. Brunner, 1946:7,107-111; Trillhaas, 1972:14. 3 Zie over de problematische relatie tussen de ‘fundamentele theologie’ en de dogmatiek Pesch, 1987:18-50. 4 Berkhof, 1990:41vv. 5 Barth, KD I,1:41v. 6 Headlam, 1934:7.
10 Gebruikte afkortingen (voor afkortingen van publicaties zie Bibliografie) adj. adjectief (bijvoeglijk naamwoord) Arab. Arabisch Aram. Aramees ASV American Standard Version CEV Contemporar(QJOLVK9HUVLRn ch. chapter cit. citaat DL Dordtse Leerregels enk. enkelvoud ESV English Standard Version EV eigen vertaling Gr. Grieks HC Heidelbergse Catechismus Hebr. Hebreeuws hst. hoofdstuk HSV Herziene Statenvertaling i.l. in loco (= ter plaatse) KJV King James Version KTSV Kanttekening SV Lat. Latijn LB Lutherbibel LXX Septuaginta (Griekse vertaling van het OT) med. medium (werkwoordsvorm tussen activum en passivum) mnl. mannelijk MS Masoretische tekst van het OT mv. meervoud NASB New American Standard Bible NBG Bijbelvertaling van 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap NBV Nieuwe Bijbelvertaling NGB Nederlandse Geloofsbelijdenis NIV New International Version NKJV New King James Version NT Nieuwe Testament, nieuwtestamentisch nt (voet- of eind)noot OT Oude Testament, oudtestamentisch Q Quelle (bron), het hSRWKHWLVFKHGRFXPHQWZDDUDDQ0WHQ/FKHW materiaal ontleend zouden hebben dat zij gemeen hebben par. parallel(le schriftplaatsen)
11 pass. passivum (lijdende vorm) PKN Protestantse Kerk in Nederland REB Revidierte Elberfelder Bibel RSV Revised Standard Version SV Statenvertaling s.v. sub voce = zie onder het betreffende lemma TE Telosvertaling Tg Targoem TR Textus Receptus (de in de 16 e eeuw algemeen aanvaarde, intussen sterk verouderde versie van het Griekse NT) v.l. varia lectio (alternatieve lezing in de bijbelhandschriften) vrl. vrouwelijk vs vers WCF Westminster Confession of Faith WEB World English Bible WV Willibrordvertaling 1995 De afkortingen van de namen der bijbelboeken zijn meestal dezelfde als die welke worden aangehouden in de Telosvertaling; de namen van de bijbelboeken zijn die zoals ze in NBV voorkomen: Bijbelboeken Am Amos Dn Daniël Dt Deuteronomium Ea Ezra Ef Efeziërs Es Ester Ex Exodus Ez Ezechiël Fm Filemon Fp Filippenzen Gl Galaten Gn Genesis Hb Hebreeën Hd Handelingen Hg Haggai Hk Habakuk Hl Hooglied Hs Hosea Jb Job Jd Judas Jh Johannes 1-3Jh 1-3 Johannes Jk Jakobus Jl Joël Jn Jona Jr Jeremia Js Jesaja Jz Jozua Kl Klaagliederen 1,2Kn 1,2 Koningen Ko Kolossenzen 1,2Ko 1,2 Korintiërs 1,2Kr 1,2 Kronieken Lc Lucas Lv Leviticus Mc Marcus Mi Micha Ml Maleachi Mt Matteüs Na Nahum Ne Nehemia Nm Numeri Ob Obadja Op Openbaring Pr Prediker Ps Psalmen 1,2Pt 1,2 Petrus Re Rechters Rm Romeinen Ru Ruth Sf Sefanja 1,2Sm 1,2 Samuel Sp Spreuken 1,2Tm 1,2 Timoteüs 1,2Ts 1,2 Tessalonicenzen Tt Titus Zc Zacharia Deuterocanonieke boeken Br Baruch Jt Judit 1,2Mb 1,2 Makkabeeën Sr (Jezus) Sirach Tb Tobit Wh Wijsheid v. Salomo Zie voor (afkortingen van) andere joodse, speciaal ook de rabbijnse geschriften Ouweneel, 2003:369-371.
12 Gebruikte vertalingen Voor het OT is gebruikgemaakt van NBG, voor de deuterocanonieke boeken van NBV, en voor het NT van TE, tenzij anders vermeld. Hoofdletters / kleine letters Met betrekking tot goddelijke personen gebruik ik alleen hoofdletters in de per - soonlijke voornaamwoorden: ‘Ik’, ‘U’, ‘Hij’ (mv. ‘Zij’), ‘Mij’, ‘Hem’ (mv. ‘Hun/Hen’) als een compromis tussen bijvoorbeeld TE en NBV. Ik schrijf Jood en Joods als het om een etnische aanduiding gaat, net als Griek en Grieks; ik schrijf jood en joods als het om een religieuze aanduiding gaat, net als christen en christelijk. Ik schrijf Godheid als het gaat om dé drie-ene God, en godheid als het bijvoor - beeld gaat om het goddelijk wezen van Christus of van de Heilige Geest. Ik schrijf Gemeente als het om de ene, wereldwijde Gemeente, en gemeente als het om de plaatselijke gemeente gaat. Schrijfwijze van Hebreeuwse en Griekse woorden Voor het gemak van de niet Hebreeuws of Grieks gevormde lezer heb ik Hebreeuw - se en Griekse woorden getranscribeerd, en dat niet op de academische, voor de leek niet te doorziene wijze, maar zo veel mogelijk fonetisch ( roeach, nèphesj , chokmah , pneuma , sophia , enz.). De terzake kundige lezer weet toch wel welke woorden in de grondtalen bedoeld zijn. Ik heb bij de Hebreeuwse transcriptie de aspiratie van b naar v, en van k naar ch genegeerd vanwege de verwarring tussen bet en vav, en tus - sen kaph en chet (uitzondering: Sjechinah). De ^ duidt de verlenging van een klinker aan: ê = ee , ô = oo . De sj’wa in een woord is aangegeven als een ’ (bijv. in n’sjamah) en moet als een vluchtige stomme e worden uitgesproken. Deze ’ kan ook een aleph aan het begin van een andere dan de eerste lettergreep aanduiden en klinkt dan als de ‘glottisslag’ bijv. tussen de e en de a in ‘geademd’. Als een woord of een lettergreep met een cajjin begint, is dit in de transcriptie aangegeven door een c, wat voor de academische uitspraak geen verschil maakt. In Griekse transcripties moet de z als dz, de eu als ui en de ou als oe worden uitgesproken.
13 Inhoudsopgave Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Gebruikte afkortingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 1 Openbaring in het algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 1.1 De openbaringsidee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 1.1.1 Haar belang voor de theologische prolegomena . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 1.1.2 Soorten van godskennis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 1.1.3 Verschillende benaderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 1.2 Basale aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 1.2.1 Bijbelse terminologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 1.2.2 Aritmetisch, ruimtelijk, fVLVFh . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 1.2.3 Perceptief, historisch, linguaal, sociaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 1.3 Het geloof in de godsopenbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 1.3.1 Bestaat de godsopenbaring? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 1.3.2 De hermeneutische cirkel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 1.3.3 Twee vormen van hermeneutiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 1.4 Het testimonium Spiritus Sancti internum . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 1.4.1 Verhouding tot het testimonium Spiritus Sancti externum . . . . . . . . . . . . 48 1.4.2 De subject–objectkloof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 2 Tweeërlei openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 2.1 Twee openbaringen van God . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 2.1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 2.1.2 Bezwaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 2.1.3 Openbaring en de zondeval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 2.2 De inhoud van de twee openbaringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 2.2.1 De algemene openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 2.2.2 Algemene vs. bijzondere openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 2.2.3 Praktische betekenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 2.3 Openbaring en scholastiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 2.3.1 Gods werk is woord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 2.3.2 De Schrift: woord én werk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 2.4 Vier opvattingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
14 2.4.1 Karl Barth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 2.4.2 Emil Brunner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 2.4.3 Paul Althaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 2.4.4 Millard J. Erickson . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 3 De algemene openbaring (I) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 3.1 De goddelijke wetsorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 3.1.1 Openbaring en scheppingsorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 3.1.2 Openbaring aan de wetszijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 3.1.3 Openbaring aan de subjectszijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 3.2 De wet als ‘grens’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 3.2.1 Grens tussen Schepper en schepsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 3.2.2 Is de wet geschapen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 3.2.3 Wet en wetmatigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 3.3 Af te wijzen benaderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 3.3.1 Zes dwalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 3.3.2 Rationaliteit en rationalisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 3.3.3 Natuurlijk en bovennatuurlijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 3.4 Wetsorde, zin, tijd, idee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 3.4.1 De zin van de wetsorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 3.4.2 De wet en de tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 3.4.3 De wet als idee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111 3.5 Zondeval en verlossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 3.5.1 De wetsorde en de zondeval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 3.5.2 De wetsorde en Christus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 3.5.3 Logos, Torah, Chokmah . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 3.5.4 Torah en Agapè . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 4 De algemene openbaring (II) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 4.1 Problemen met de wetsorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 4.1.1 Natuurlijke theologie en Rm1:20v. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126 4.1.2 Natuurlijke godskennis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 4.1.3 Schepping ‘in Christus’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 4.2 Schepping, geschiedenis, herschepping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 4.2.1 Schepping en herschepping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 4.2.2 Twee alternatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 4.3 Schepping en geschiedenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 4.3.1 God en de geschiedenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 4.3.2 Verzelfstandiging van de geschiedenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 4.3.3 Conservatisme en progressivisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
15 4.4 De wetsorde en de wetenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 4.4.1 ‘Theologische ethiek’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 4.4.2 De wetsorde en de vakwetenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 4.4.3 Verschil tussen natuurwetenschap en theologie? . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 4.5 Positivering van wetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 4.5.1 Wetsorde en positivering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 4.5.2 Biblicisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 5 De inscripturatie van het eeuwige Woord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 5.1 Revelatie en inscripturatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 5.1.1 Woord en de registratie ervan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 5.1.2 Verdere openbaring? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165 5.2. De Bijbel in discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 5.2.1 Drie rapporten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 5.2.2 Vrijgemaakte discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 5.3 Inscripturatie en incarnatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 5.3.1 De algemene idee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 5.3.2 Zes ‘Woorden’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173 5.3.3 Verdere aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175 5.4 Openbaring: propositioneel of persoonlijk? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 5.4.1 Twee benaderingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177 5.4.2 Een vals dilemma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178 5.5 De Schrift als een samenhangend structuurgeheel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180 5.5.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180 5.5.2 De drie grondleggende idionomieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182 5.5.3 De pistische idionomie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184 5.6 Modale ideeën aangaande het Woord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 5.6.1 ‘Woord’ als begrip en idee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 5.6.2 De modale ideeën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 6 De canon van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 6.1 Oorsprong van de canon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 6.1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198 6.1.2 Bijbelcitaten uit niet-bijbelse bronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200 6.1.3 Vroegste canonsuggesties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201 6.2 Karakter van de canon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204 6.2.1 Actieve en passieve canon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204 6.2.2 Historisch en bovenhistorisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206 6.2.3 Ordening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207 6.3 Criteria van canoniciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
17 8.1.1 De immanent–transcendentkwestie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273 8.1.2 De verlichting–inspiratiekwestie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275 8.2 De menselijkheid van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278 8.2.1 Gods Woord en mensenwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278 8.2.2 Het menselijke in dienst genomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280 8.2.3 Menselijke aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282 8.3 ‘Verbale’ inspiratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285 8.3.1 Geloof en theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285 8.3.2 God en de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288 8.3.3 OT citaten in het NT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290 8.3.4 Tekstkritische aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293 8.4 Het gezag van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295 8.4.1 Jezus vs. de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295 8.4.2 Gezag vs. foutloosheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299 8.4.3 Wat schriftgezag niet is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 301 8.5 De eenheid van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303 8.5.1 Schrift met Schrift vergelijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303 8.5.2 Het centrum van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305 8.5.3 De eenheid van OT en NT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306 9 De fundamentalistische schriftbeschouwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312 9.1 Wat is fundamentalisme? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312 9.1.1 Historische achtergrond . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312 9.1.2 Poging tot omschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314 9.1.3 De inerrantistische schriftvisie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317 9.2 Sciëntisme in het inerrantisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320 9.2.1 Sciëntistische dualismen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320 9.2.2 Het sciëntisme en ‘de feiten’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322 9.2.3 De Chicago-Verklaring II . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323 9.3 Filosofische theorieën in de Bijbel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326 9.3.1 De correspondentietheorie in de Bijbel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326 9.3.2 Andere filosofische theorieën in de Bijbel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 328 9.4 Fundamentalisme en biblicisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330 9.4.1 Wat is biblicisme? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330 9.4.2 Verabsolutering van positiveringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333 9.4.3 Bibliosciëntisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335 9.5 Fundamentalisme en modernisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337 9.5.1 Sciëntisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337 9.5.2 Scholastiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 338 9.5.3 Onthistorisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 339
18 9.5.4 Eliminatie van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 340 9.5.5 Scopus en periferie scheiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 341 10 De credibilistische schriftbeschouwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 10.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 10.1.1 De probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 10.1.2 Betrouwbaar ≠ foutloos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 347 10.2 Inerrantisme onwetenschappelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 349 10.2.1 Onverifieerbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 349 10.2.2 Onfalsifieerbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 351 10.2.3 Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 354 10.3 ‘Fouten mogen’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355 10.3.1 Oneffenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 355 10.3.2 Verkramping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 356 10.4 De credibilitas van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 358 10.4.1 Drieërlei inerrantia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 358 10.4.2 Het geloof ként geen (in)errantia-probleem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 361 10.4.3 Inerrantistische respons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 363 10.5 De scopus van de Schrift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 365 10.5.1 Concentratie vs. reductie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 365 10.5.2 Natuur en geschiedenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 366 11 Het bijbels wereldbeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 371 11.1 Litteralisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 371 11.1.1 Diverse vormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 371 11.1.2 Bijbelse kosmologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 374 11.1.3 De platte aarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 377 11.2 Hoe lezen wij Gn1? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 381 11.2.1 Exegetische voorvragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 381 11.2.2 Gn1 ‘letterlijk’ lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 383 11.2.3 De kosmos als tempel en vice versa . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 385 11.3 Het ‘moderne wetenschappelijke wereldbeeld’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 386 11.3.1 De visie van kritische theologen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 386 11.3.2 Theologische bezwaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 390 11.3.3 Natuurfilosofische bezwaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 391 11.4 Nogmaals: de platte aarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 394 11.4.1 Bevat de Bijbel een ‘wereldbeeld’? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 394 11.4.2 Wat is een ‘primitief ’ wereldbeeld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 396 11.4.3 De platte aarde en de opstanding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 397
19 12 De modernistische OT beschouwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 402 12.1 De schriftkritiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 402 12.1.1 Wat is schriftkritiek? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 402 12.1.2 Onvermijdelijke vragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 405 12.1.3 Andere literaire vragen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 409 12.2 Ontwikkeling van de bijbelkritiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 411 12.2.1 Vroegste ontwikkeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 411 12.2.2 De Pentateuch-bronnentheorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 412 12.3 Een case study: Wellhausen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 414 12.3.1 Wellhausen en zijn voorlopers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 414 12.3.2 De evolutie van Israëls religie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 415 12.3.3 De eenheid van Genesis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 419 12.4 Wijsgerige achtergronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 420 12.4.1 Het naturalistische en andere postulaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 420 12.4.2 Theologisch post-postmodernisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 423 12.4.3 Darwinisme en hegelianisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 425 12.5 Een archeologische tegenhanger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 427 12.5.1 OT wetenschap en archeologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 427 12.5.2 Kenneth A. Kitchen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 429 12.5.3 Nieuwe richtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 432 13 De modernistische NT beschouwing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 439 13.1 NT kritiek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 439 13.1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 439 13.1.2 De historische Jezus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 441 13.2 De vormkritische school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 443 13.2.1 Grondleggers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 443 13.2.2 Gevolgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 445 13.3 De Derde Queeste . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 447 13.3.1 Nieuwe zoektocht naar Jezus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 447 13.3.2 James D.G. Dunn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 450 13.4 Methodologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 452 13.4.1 Algemene bezwaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 452 13.4.2 Speculationisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 456 13.4.3 Methodologische criteria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 457 13.5 Nogmaals: de evangeliën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 459 13.5.1 Authenticiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 459 13.5.2 Theologische composities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 461 13.5.3 Een vierluik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 463 13.5.4 Vier zuilen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 465
20 14 Bijbel en mWKRORJLH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 473 14.1 Wat is een mWKH? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 473 14.1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 473 14.1.2 Sterrengoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 476 14.1.3 De stoicheia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 478 14.2 OT goden en godinnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 481 14.2.1 Vijf godenverklaringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 481 14.2.2 Godinnen als realiteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 482 14.2.3 Goden als realiteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 484 14.3 Christus-‘mWKHQ’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 486 14.3.1 De stervende godenzoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 486 14.3.2 De drakendodende godenzoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 488 14.4 Andere natuurverschijnselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 490 14.4.1 Bijbelse monsters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 490 14.4.2 Natuurengelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 494 14.4.3 ‘Antropomorfismen’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 496 14.5 MWKRORJLHQDGHUEHNHNHn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 497 14.5.1 Pseudo-openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 497 14.5.2 Geen ontlening maar openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 501 14.6 Nieuwe interpretaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 504 14.6.1 De Uittocht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 504 14.6.2 Jezus, de wind en de zee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 506 14.6.3 De drijvende bijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 510 14.6.4 Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 511 Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 517 Verklarende woordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 546 Personenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 554 Zakenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 565 Schriftplaatsenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 571
21 1 Openbaring in het algemeen 1.1 D e openbaringsiDee 1.1.1 Haar belang voor de theologische prolegomena De interne prolegomena van de systematische theologie betreffen, zoals al in het Voorwoord gezegd, allereerst de kwestie van de goddelijke openbaring. Alles wat in de systematische theologie ‘na’ de prolegomena gezegd moet worden, wordt op een of andere manier geacht gegrond te zijn in de goddelijke openbaring. Dit is het im - mers waar wij onze kennis van goddelijke dingen aan zeggen te ontlenen. Daarom is de notie van ‘openbaring’ in het algemeen en de schriftuurlijke openbaring in het bijzonder van essentieel belang in elke christelijke theologie 1 (en trouwens ook bijvoorbeeld in een joodse of islamitische ‘theologie’). Wat is ‘openbaring’ eigenlijk? En als zij bestaat, hoe kunnen wij dat dan zeker weten? En hoe kunnen wij weten waar wij haar kunnen vinden? Hoe en wanneer kunnen wij er zeker van zijn dat wij, op welk punt in de werkelijkheid dan ook, inderdaad met goddelijke openbaring te maken hebben? In hoeverre hebben wij in de Bijbel met goddelijke openbaring van doen? Is heel de Bijbel goddelijke openbaring, of moeten wij veeleer zeggen dat wij goddelijke openbaring in de Bijbel vinden? Vinden wij die gelijkelijk in het Oude en in het Nieuwe Testament? Waarom niet ook in de Talmoed resp. in de postapostoli - sche, vroegchristelijke geschriften? Enzovoort, enzovoort. In NGB art. 2 wordt beleden dat God zich openbaart in de schepping, maar dat Hij ‘Zichzelven ons nog klaarder en volkomener te kennen’ geeft ‘door Zijn heilig en Goddelijk Woord, te weten, zoveel als ons van node is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen’. Art. 3 vervolgt: ‘Wij belijden dat dit Woord Gods niet is ge - zonden noch voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben [het] gesproken, gelijk de heilige Petrus zegt. Daarna heeft God, door een bijzondere zorg, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, Zijn knechten de profeten en apostelen geboden Zijn geopenbaar - de woord bij geschrift te stellen; en Hij Zelf heeft met Zijn vinger de twee tafelen der wet geschreven. Hierom noemen wij zulke schriften: Heilige en Goddelijke Schrif - ten.’ Is deze belijdenis juist? Komt zij overeen met wat de Schrift zelf van zichzelf getuigt? En moet dit zelfgetuigenis ernstig genomen worden? Daarover moet het in dit deel gaan. Van oudsher hebben christenen geloofd dat God gekend kan worden, en gekend wórdt, doordat Hij zich geopenbaard heeft in de Heilige Schrift. Hij heeft zich geopenbaard in zoverre – want zijn diepste wezen
22 is onpeilbaar en ondoorgrondelijk voor schepselen – als nodig is voor mensen om in staat te zijn met Hem in relatie te komen, Hem te aanbidden, door het leven te gaan in gemeenschap met Hem en de eeuwige gelukzaligheid met Hem binnen te gaan. Van oudsher geloven christenen ook dat God zich geopenbaard heeft, en zich open- baart – althans wat zijn ‘eeuwige kracht en goddelijkheid’ betreft (Rm1:20) – door middel van de schepping en de geschiedenis. Niet alleen in de schepping, maar ook in de geschiedenis, in de zin van Gods onderhouding van de geschapen wereld en haar in de tijd voortgedragen worden tot aan haar voleinding. Deze dingen kun - nen echter alleen werkelijk verstaan worden in het licht van het geschreven Woord van God. Uiteindelijk kan geen openbaring van God werkelijk als zodanig gekend worden buiten het geschreven Woord van God om. Ook de openbaring van God in Christus is ons alleen bekend door middel van het geschreven Woord van God, want buiten dat Woord zijn er nauwelijks bronnen die van Hem spreken. Sinds de middeleeuwse theologie is deze nauwe verbinding tussen openbaring en Schrift gemeengoed in de christelijke traditie. 2 Zo schrijft Thomas van Aquino: 3 Innititur enim fides nostra revelationi Apostolis et Prophetis factae qui canonicos libros scripserunt, non autem revelationi, si qua fuit aliis doctoribus facta (‘Want ons geloof steunt op de openbaring die is gedaan aan de apostelen en profeten, die de cano - nieke boeken hebben geschreven, maar [ons geloof steunt] niet op enige openbaring die gedaan is aan andere leraren’, d.i. van andere religies, zoals nabijbelse rabbijnen of islamitische leraren) . Wat de tegenwoordige tijd betreft, noem ik als voorbeeld de tiende, elfde en twaalfde stelling van Carl F.H. Henr over de notie van de ‘open- baring’: 4 ‘10. Gods openbaring is rationele communicatie overgebracht in begrijpelijke denkbeelden en betekenisvolle woorden, oftewel: in conceptueel-verbale vorm’; lees: in de Schrift, in gewone, menselijke taal. ‘11. De Bijbel is het reservoir en kanaal van goddelijke waarheid.’ Let wel: niet het enige reservoir en kanaal, want ook in schepping en geschiedenis wordt iets van Gods waarheid openbaar, zoals we zullen zien; trouwens, alle waarheid is Gods waarheid. 5 ‘12. De Heilige Geest houdt toezicht op de communicatie van goddelijke open - baring, ten eerste door de profetisch-apostolische geschriften te inspireren, en ten tweede door het schriftuurlijk gegeven Woord van God te verlichten en te interpre - teren’, zodat de lezers ervan het daadwerkelijk verstaan (vgl. § 7.2.4 en 8.1.2 over het verschil en verband tussen inspiratie en illuminatie; daar komt ook de vraag aan de orde of het de Schrift dan wel de lezer is die ‘verlicht’ wordt). In de loop van ons onderzoek zullen verschillende elementen in deze uitspraken impliciet nader onder de loep worden genomen.
23 1.1.2 Soorten van godskennis Het is niet geheel vanzelfsprekend dat kennis van God goddelijke ‘openbaring’ vooronderstelt, althans openbaring als externe bron van kennis, hetzij de godsopen - baring in de natuur dan wel in de Heilige Schrift dan wel in de persoon van Jezus Christus. Er hebben vaak stromingen bestaan die de goddelijke openbaring mede, of zelfs primair, als interne bron van kennis beschouwden. Gewoonlijk kunnen deze stromingen in twee groepen worden verdeeld: enerzijds die welke de rede, ander - zijds die welke het gevoel (c.q. de innerlijke ervaring) als primaire bron van gods- kennis beschouwden. In de hoge Middeleeuwen vinden wij deze drie opvattingen naast elkaar: 6 (a) Petrus Abaelardus (Pierre Abélard of Abaillard, 12 e eeuw) is dé vertegenwoor - diger van de stroming die meent dat alle goddelijke waarheden in principe geheel en al door de rede kunnen worden afgeleid. De mens zou via de rede weet gehad kunnen hebben van deze waarheden ook als God daarover nooit enige externe open - baring zou hebben geschonken. Er zullen er niet velen zijn die vandaag nog een dergelijke standpunt zouden willen verdedigen, maar Abélard heeft op zijn minst een krachtige bijdrage geleverd tot de rationele doordenking – en daarmee bevesti - ging – van de grote geloofswaarheden, en daarmee tot de apologetiek. Hij meende oprecht dat niet alleen het bestaan van God rationeel kan worden aangetoond, maar ook dat het rationeel vaststaat dat, als God bestaat, deze noodzakelijk een drie-enige God is. Hetzelfde geloofde hij ten aanzien van de twee naturen van Christus, van het verzoenend sterven van Christus, van de opstanding enzovoort. Het is goed dat wij over deze zaken de godsopenbaring in de Heilige Schrift bezitten, maar voor de redelijk denkende mens zou dit strikt genomen niet nodig geweest zijn. 7 (b) Thomas van Aquino (13 e eeuw) zit gedeeltelijk op de lijn van Abélard: zo gelooft ook hij dat het dat van God (zijn bestaan) inderdaad met behulp van de rede kan wor - den bepaald. Dat heeft hij getracht vast te leggen in zijn vijf Godsbewijzen (‘wegen die naar God leiden’); we spreken hier van ‘natuurlijke theologie’ (zie uitvoerig § 4.1). Maar voor het wat van God (de Drie-eenheid, en alle verdere grote waarheden van het christendom) zijn wij volgens Thomas afhankelijk van de (externe) openba - ring van God (‘bovennatuurlijke theologie’). Hier ligt de basis voor Thomas’ ‘natuur– genade’- (natuur–bovennatuur-) schema, het dualistische denken dat de hele ver - dere westerse theologie doordesemd heeft. Afgezien daarvan: ook bij Thomas is de menselijke rede (die als zodanig volgens hem niet ernstig door de zondeval is aange - tast) van eminent belang. Met name door de gemeenschappelijke rede is het geloofs- gesprek met Joden en ‘heidenen’ 8 (lees: moslims) blijvend mogelijk. (c) Meister Eckhart (ca. 1300) zit in veel opzichten op dezelfde rationalistische lijn als Abélard en Thomas, maar is toch vooral de vader van de moderne mystiek ge - worden. Hij beweegt zich in de lijn van Plotinus en Pseudo-Dionysius (neoplato - nisme). Hier is het innerlijke ‘zien’ (ervaren, beleven) belangrijker dan het denken.