11 1. Groep acht De bel gaat. ‘Het is gedaan met onze vrijheid!’ Tjibbe zegt het zo dramatisch, dat zijn klasgenoten allemaal in de lach schieten. ‘Nog één jaar’, probeert Joël hem te troosten. ‘Dan mogen we naar een andere gevangenis. ’ Als ze hun nieuwe klaslokaal binnenkomen, staat meester Kapitein al op hen te wachten. ‘Fijn jullie weer te zien’, zegt hij. ‘Hebben jullie mij ook gemist? ’ ‘Op een positieve of een negatieve manier? ’ vraagt Hylke, het slimste meisje van de klas. ‘Volgens mij ben je in de vakantie nog bijdehanter gewor - den’, concludeert de meester. ‘Gaan jullie maar gauw zitten, op hetzelfde plekje als vorig jaar. ’ Heerko draait zich meteen om en loopt naar de deur van het lokaal.
12 ‘Misschien is dat voor ons allebei wel de beste oplos- sing’, zucht de meester. ‘Ik vraag me af hoe ik het nog een jaar vol moet houden. ’ ‘Maar ik heb niets gedaan!’ protesteert Hylke. ‘Ik weet zeker dat je dat in de loop van dit jaar meer dan goed gaat maken’, zegt meester Kapitein. ‘Jon- gelui, allemaal zitten. We gaan beginnen! Zo meteen mogen jullie om beurten vertellen wat jullie in de va- kantie hebben gedaan. ’ ‘Leuk, een kringgesprek’, gniffelt Marloes. ‘Dat deden we in groep een en twee ook. ’ ‘En sindsdien gedraag jij je nog steeds als een kleu- ter’, vindt de meester. Nadat meester Kapitein heeft gebeden en een stukje uit de Bijbel heeft gelezen en ze samen een psalm hebben gezongen, zegt hij: ‘Goed, dan gaan we het nu even over jullie vakanties hebben. Dan weet iedereen gelijk wat de ander heeft gedaan en hoe- ven jullie het er tijdens de les niet meer over te heb- ben. ’ ‘Dus daarom mogen we vertellen’, begrijpt Tjibbe. ‘Precies’, knikt de meester. ‘En jij mag beginnen. ’ ‘Ik ben naar It Heitelân met vakantie geweest’, begint Tjibbe. ‘It Heitelân? ’ vraagt Jael verbaasd. ‘Dat komt me vaag
13 bekend voor. Meester, mag ik dat opzoeken in een atlas? ’ ‘Met It Heitelân bedoelt Tjibbe Fryslân’, zegt Hylke. ‘De mooiste provincie van Nederland. ’ ‘Daar ben ik het niet mee eens’, roept Nathan. ‘Jongens, laat Tjibbe vertellen. Wat heb je daar ge- daan, Tjibbe? ’ zegt de meester. ‘Nou, ik ben naar de PC geweest’, begint Tjibbe. ‘Ik naar de wc’, grapt Joël. ‘Wat is de PC? ’ vraagt Jael vlug. Ze ziet dat de mees- ter zijn wenkbrauwen fronst en op het punt staat Joël een standje te geven. ‘De PC is de belangrijkste kaatswedstrijd van het jaar’, zegt Tjibbe gewichtig. ‘Met drie ballen tegen een muur gooien en kijken hoelang je dat vol kunt houden? ’ vraagt Anneke. ‘Ik wist niet dat daar wedstrijden in werden gehouden. ’ ‘Niet kaatsenballen, joh, maar kaatsen’, schiet Hylke Tjibbe te hulp. ‘Kaatsen is een heel oude sport’, begint Tjibbe. ‘Veel ouder dan bijvoorbeeld voetballen. ’ ‘Hoe werkt dat dan? ’ vraagt Heerko. ‘Vraag dat nou niet!’ waarschuwt Joël. ‘Straks gaat Tjibbe er een complete spreekbeurt over houden, net als over het fiedeljeppen. ’
14 ‘Fierljeppen’, verbetert Hylke. ‘Het is geen fiedeljep- pen maar fierljeppen. ’ ‘Voor mij is het gewoon slootjespringen’, zegt Marloes. ‘Ik zal mijn tijd niet verdoen met het uitleggen van de regels van het kaatsen’, zegt Tjibbe, ‘want daar snap- pen jullie toch niets van. ’ ‘Gelukkig maar’, zegt meester Kapitein. ‘Wat heb je nog meer gedaan, Tjibbe? ’ ‘Gekampeerd aan een meer en gezeild, meester. ’
15 ‘Je vergeet het fiedeljeppen’, roept Eppo. ‘Ik zeg niks meer’, zegt Tjibbe nijdig. ‘Goed’, zegt de meester, ‘dan is nu Marloes aan de beurt. ’ Marloes vertelt dat ze niet alleen met haar ouders in Frankrijk heeft gekampeerd, maar ook een week op ponykamp is geweest. Er zijn trouwens veel meer kinderen naar het buitenland geweest, meestal met een tent. Als Joël aan de beurt is, zegt hij: ‘We moesten van onze ouders vragen of u de eerste week na de va- kantie een beetje medelijden met ons wilt hebben. We hebben het in onze vakantie nogal druk gehad. ’ ‘We hebben gekampeerd in de buurt van Apeldoorn’, voegt Jael eraan toe. ‘En daar hebben we een heel gave boomhut gebouwd. ’ ‘Een boomhut gebouwd? ’ snuift Nathan. ‘Dat deed ik toen ik in groep vier zat. ’ ‘Dit was geen gewone boomhut’, verdedigt Joël zich, ‘maar een boombungalow. We hebben hem samen met twee volwassenen en een heleboel kinderen van de camping gebouwd. ’ ‘Misschien is het wel de beste boomhut van Neder - land’, zegt Jael. ‘Want we deden mee aan een wed- strijd en de jury vond onze boomhut heel mooi. ’ ‘Goed’, zegt de meester. ‘Jullie hebben een boomhut
16 gebouwd en gekampeerd. Maar vorige week zondag zag ik jullie alweer in de kerk zitten. Jullie hebben dus al een week gehad om uit te rusten. ’ ‘Ze zijn in de vakantie ook nog naar een stuk of tien museums geweest’, verklapt Hylke. ‘Tien museums? ’ Nathan doet net alsof hij van zijn stoel valt van verbazing. ‘Hoe hebben jullie dat overleefd? ’ vraagt Heerko. ‘Ik heb echt medelijden met jullie!’ ‘En ik ben jaloers!’ zegt Hylke. ‘Ik mocht één keer mee en het was heel erg leuk. En leerzaam!’ ‘Ik vind één museum in de vakantie al verschrikkelijk’,
17 beweert Maarten. ‘Waarom hebben jullie niet gepro- testeerd? ’ ‘Omdat we het, net als Hylke, heel erg leuk vonden’, zegt Jael. ‘Als opa en oma ons vragen in de herfstva- kantie opnieuw naar een museum te gaan, doen we dat vast weer. ’ ‘Naar welke museums zijn jullie geweest? ’ vraagt meester Kapitein nieuwsgierig. ‘Het Muiderslot, het Spoorwegmuseum, het Arche- on, het Openluchtmuseum’, somt Jael op. ‘En het Aviodrome, het Rijksmuseum, het Anne Frankhuis, een speelgoedmuseum, en nog een paar’, vult Joël aan. ‘Snapt u nu dat we best moe zijn, na zo’n vakantie? ’ Meester Kapitein schiet in de lach. ‘En hebben jullie ook nog aan sport gedaan? ’ vraagt hij. ‘We hebben een paar keer gefietst’, vertelt Jael. ‘En gewandeld, en gezwommen. ’ ‘Ik hoor het al’, zegt de meester. ‘Jullie hebben je in de vakantie niet verveeld. En dat gaat dit komende jaar ook niet gebeuren. Jullie moeten nog heel veel leren voordat jullie rijp zijn voor de brugklas. ’ ‘Rijp? ’ grinnikt Roos. ‘Dan moet ik aan fruit denken! Aan appels, druiven of aardbeien. ’ ‘Volgens mij zijn we allemaal de pisang!’ grijnst Robert.
18 Nadat alle kinderen wat over hun vakantie hebben verteld, moeten ze rekenen. Daarna volgt de taalles en ’s middags hebben ze aardrijkskunde en gymnas- tiek. Al met al gaat de dag best snel voorbij. Na schooltijd staan Joël en Jael samen met een groepje anderen na te praten. ‘Weet iemand hoelang het nog duurt voor we herfst- vakantie hebben? ’ vraagt Nathan. ‘We moeten nog 34 dagen naar school’, zegt Hylke. ‘Hoe weet jij dat? ’ vraagt Neleke verrast. Hylke haalt haar schouders op. ‘Zo moeilijk is dat niet. Tussen het eind van de zo-
19 mervakantie en het begin van de herfstvakantie zit- ten 7 weken. Iedere week ga je 5 dagen naar school. 7x5 is 35 en daarvan hebben we al 1 dag gehad. Dus blijven er 34 over. ’ ‘Tjonge’, zegt Jael. ‘Dat je dat precies weet. Dan heb je vast ook al uitgerekend hoeveel dagen het nog duurt voordat we van school af gaan. ’ ‘Dat heb ik wel geprobeerd’, knikt Hylke, ‘maar dat is wat lastiger. Want er vallen dagen uit zoals tweede pinksterdag en ik weet niet zeker of we de dag na Hemelvaartsdag vrij hebben. ’ ‘Ik hoef zulke dingen helemaal niet te weten’, zegt Roos. ‘Ik vind het leuk op school en hoe eerder dit jaar voorbij is, des te sneller moeten we naar de brug- klas en ik weet niet of ik daar wel op zit te wachten. ’ ‘Wat mij betreft ging ik morgen’, zegt Hylke. ‘Nou, wat let je? ’ vraagt Joël. ‘Volgens mij ben je er slim genoeg voor. ’ ‘Mijn ouders vinden dat ik daar emotioneel nog niet aan toe ben’, legt Hylke uit. ‘En met ons houden ze geen rekening’, zucht Nathan. ‘Hoe bedoel je dat? ’ vraagt Hylke achterdochtig. ‘Nou, met jou bij ons in de klas, kunnen wij nooit de beste worden’, zegt hij met een stalen gezicht. ‘En daar word ik soms zo emotioneel van, dat ik ervan moet huilen. ’
20 ‘Ach, vlieg op, jij’, zegt Hylke. Ze weet niet of ze kwaad op Nathan moet worden of erom moet lachen. Uit- eindelijk kiest ze voor het laatste. ‘Ik wil je voortaan wel helpen, zodat je de op een na beste wordt’, biedt ze aan. ‘Lief aangeboden, maar dat hoeft niet’, zegt Nathan. ‘Mijn oudere broer zegt altijd dat alles wat je hoger hebt dan een zes voor de eer van de familie is. ’ ‘Dat is een goeie’, vindt Joël. ‘Dat zeg ik voortaan ook tegen papa en mama als ik een zes heb. ’ ‘Die zijn allang blij als je een zes hebt’, zegt Jael. ‘Ga je mee naar huis, Joël? Ik wil mijn huiswerk graag voor het eten afhebben. ’
21 ‘Ook weer zoiets leuks’, kreunt haar tweelingbroer. ‘Kapitein laat wel meteen merken dat we in groep acht zitten!’ ‘En, hoe was de eerste schooldag na de vakantie? ’ vraagt mama als Joël en Jael binnenkomen. ‘Het leek wel of we niet weg waren geweest’, zegt Jael. ‘Het scheelt dat jullie dezelfde meester hebben als vorig jaar’, vindt mama. ‘Dan hoeven jullie niet aan elkaar te wennen. ’ ‘Ik ben bang dat ik nooit aan Kapitein wen’, zegt Joël. ‘Vanmiddag, voordat we naar huis gingen, vertelde hij dat hij in de loop van de week een verrassing voor ons had. ’ ‘Voor jullie of voor de hele klas? ’ wil Tamar, de ou- dere zus van Joël en Jael, weten. ‘Voor de hele klas’, vertelt Jael. ‘En hij keek er heel zelfingenomen bij. ’ ‘Hoe keek hij? ’ proest Tamar. ‘Zelfingenomen is een heel gewoon woord, hoor’, reageert Jael verontwaardigd. ‘Kan ik het helpen dat onze meester zo kijkt? ’ ‘Hebben jullie enig idee wat die verrassing is? ’ vraagt mama. ‘Geen enkel’, zegt Joël. ‘En Kapitein wilde zelfs geen tip geven, want dan is het geen verrassing meer. ’
22 ‘Misschien heeft hij bedacht dat jullie in de loop van de week een test krijgen, om te zien wat jullie alle- maal van groep zeven hebben onthouden’, plaagt Tamar. ‘Dat wordt een ramp!’ weet Joël. ‘Ik heb in mijn va- kantie zo veel bijgeleerd, dat ik alles van voor die tijd ben vergeten. ’ ‘Als dat zo is, lijkt het me beter dat jullie niet meer naar een museum gaan’, lacht mama. ‘Maar ik denk dat het wel meevalt. Jullie weten inmiddels in ieder geval een heleboel over de geschiedenis van Neder - land. ’
23 ‘Hylke houdt zich momenteel vooral bezig met de toekomst’, vertelt Jael. ‘Hoe dan? ’ vraagt Tamar. ‘Ze heeft al precies uitgerekend hoeveel dagen we nog naar school moeten voordat we weer vakantie hebben. En ik denk dat ze ons binnenkort ook vertelt hoeveel schooldagen het duurt voordat we naar de brugklas gaan. ’ ‘Maar dat duurt nog bijna een jaar!’ zegt Tamar. ‘Dat kind is niet goed wijs!’ ‘Volgens mij is ze juist veel te wijs’, zegt Joël som- ber. ‘Daar kan ze het nog lastig mee krijgen’, zegt mama. ‘Veel mensen vinden het helemaal niet leuk als ie- mand anders slimmer is dan zijzelf. ’ ‘Mij maakt het niet uit’, zegt Jael. ‘Als ik geen onvol- doendes haal, ben ik al tevreden. ’ ‘En om te voorkomen dat we die krijgen, kunnen we nu het beste eerst ons huiswerk gaan maken’, vindt Joël. ‘We hebben een paar vet moeilijke sommen. ’ ‘En we mogen er niet eens een rekenmachine bij ge- bruiken’, voegt zijn zus er verontwaardigd aan toe. ‘Tja, jongens’, zegt mama. ‘Het is gedaan met het goede leven. Jullie zitten in groep acht en dat bete- kent automatisch meer huiswerk. ’ ‘Ik wou dat er een automaat was die mijn huiswerk
24 voor me maakte en alles wat ik nodig had in m’n hoofd stopte’, bedenkt Joël. ‘De meeste dingen hoef je helemaal niet te weten’, vindt Tamar. ‘Als je iets nodig hebt, zoek je het ge- woon op met de computer. Trouwens, hoe meer je weet, hoe meer je vergeet. Hoe meer je vergeet, hoe minder je weet. Hoe minder je weet, hoe minder je vergeet. Dus waarom zou je eigenlijk nog leren? ’ ‘Leuk!’ vindt Joël. ‘Wil je die voor me opschrijven, Tamar? ’ ‘Je kunt beter een wat positievere spreuk verzinnen en opschrijven!’ zegt mama. ‘En goed je best doen op school. Uiteindelijk schiet je daar het meest mee op. ’