7 1. Een nieuwe start Ik ben benieuwd! Charlotte Kleine zucht zo diep, ter - wijl ze voor de spiegel haar vlecht probeert te fatsoe - neren, dat haar moeder haar verbaasd aankijkt. ‘Wat is er met jou aan de hand? Heb je geen zin om weer naar school te gaan?’ ‘Gaat wel’, mompelt Charlotte. Ze hoort zelf dat het vaag klinkt, maar ze kan het niet helpen. ‘En gisteren was je nog zo enthousiast, toen je hoor - de dat Marion haar toetsen goed gemaakt had en over is naar de tweede klas.’ ‘Ik was blij voor haar’, legt Charlotte uit. ‘Tenminste, dat hoop ik.’ ‘Ik geloof niet dat ik je kan volgen! Eerst offer je een deel van je vakantie op om haar te helpen, en nu zeg je dit.’ ‘Dat opofferen valt wel mee’, vindt Charlotte. ‘Bas heeft het leeuwendeel voor zijn rekening genomen. Volgens mij was hij bijna iedere dag bij Marion op de boerderij te vinden.’
8 ‘Iedere dag? Overdrijf je nu niet een beetje?’ ‘Behalve toen hij met zijn ouders op vakantie was. Als je niet beter wist, zou je er haast iets achter zoeken!’ Mama schiet in de lach. ‘Bas en Marion? Eerlijk gezegd vind ik dat geen combinatie.’ ‘Mam!’ lacht Charlotte. ‘Dat u dat zegt! Op ieder potje past een dekseltje, toch?’ ‘Dat is zo’, geeft mama toe. ‘Maar eerlijk gezegd vind ik dat Marion beter een wat stoerder type kan zoeken.’ ‘En ik beklaag degene die ooit met Bas trouwt. Hij weet altijd a l l e s b e t e r.’ ‘Maar toch niet op een vervelende manier?’ ‘Nee, dat niet, maar het ís wel vervelend. Zeg nou zelf, zou u het leuk vinden als papa het altijd en overal bij het rechte eind had?’ vraagt Charlotte. ‘Er is een verschil tussen gelijk hebben en gelijk krij - gen’, glimlacht mama. ‘Maar ik denk dat het klopt dat Bas iemand nodig heeft die net zo slim is als hij.’ ‘Dan kunnen ze samen gesprekken voeren waar gewo - ne mensen geen touw aan vast kunnen knopen’, grin - nikt Charlotte. ‘Ik zie het helemaal voor me.’ ‘Ik niet, want zoveel kinderen zoals Bas lopen er niet
9 rond. Ik ben in ieder geval blij dat jullie hem er niet mee plagen, want dat zou ik heel vervelend vinden. Maar genoeg over Bas. Ik weet nu nog niet wat jou dwarszit, Charlotte!’ ‘Ach, waarschijnlijk maak ik me dik om niets. Er komt een nieuw meisje bij ons in de klas. Ze is blijven zitten en ik mag haar niet zo.’ ‘Je zult zien dat het meevalt. Een mens lijdt dikwijls het meest …’ ‘Door het lijden dat hij vreest, maar dat nooit op komt dagen’, vult Charlotte aan. ‘Als ik Bas de Lange zou heten, wist ik meteen van wie die uitspraak was, of zou ik het op z’n minst uit gaan zoeken.’ ‘Ik weet het ook niet’, bekent mama. ‘Maar nu begin je alweer over Bas …’ Charlotte voelt dat ze een kleur krijgt. ‘Dat komt doordat hij eigen - lijk de spil is waar onze klas om draait’, zegt ze. ‘Zonder hem hadden we die wedstrijden van “Beste brugklas” nooit gewonnen en waren we dus ook nooit naar Rome gegaan.’ ‘Dat is zo’, geeft mama toe. ‘Het is een bijzonder kind, en dat is hij.’ ‘Die uitspraak komt uit Di k Tro m’, weet Charlotte. ‘Daar heb ik gelukkig geen computer voor nodig.’
10 ‘Waarom mag je dat nieuwe meisje eigenlijk niet?’ wil mama weten. Charlotte haalt haar schouders op. ‘Laat maar’, zegt ze. ‘U hebt gelijk; het zal allemaal wel meevallen. Ik kan me niet voorstellen dat zij in haar eentje de sfeer in de klas kan verknoeien. Dat laten we gewoon niet gebeuren!’ Mama schudt haar hoofd, maar zegt niets. Ze moet opeens aan een spreekwoord denken: ‘Eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand.’ Hopelijk gaat dat in dit geval niet op, denkt ze bezorgd. ‘Kom’, zegt ze tegen Charlotte, ‘dan zal ik je helpen met je vlecht. Anders kom je nooit op tijd op school.’ ‘Dat geeft niet’, vindt Charlotte. ‘Als ik de verhalen moet geloven, houdt Van der Zwan ieder jaar dezelfde t o e s p ra a k .’ ‘Meneer Van der Zwan’, verbetert mama haar, terwijl ze de vlecht recht trekt. ‘Ga nu maar gauw, want Merel weet vast niet waar je blijft.’ Merel staat inderdaad al ongeduldig op haar te wachten. ‘Waar bleef je nou?’ zegt ze. ‘Straks komen we te laat!’
11 ‘We hebben nog tijd genoeg’, vindt Charlotte. ‘Eerlijk gezegd heb ik niet zoveel zin om naar school te gaan.’ ‘Ik wel’, bekent Merel. ‘Zes weken vakantie is wat mij betreft lang genoeg.’ ‘Ja, en al die tijd heb je Patrick moeten missen’, plaagt Charlotte. Ze kijkt opzij, om te zien of haar vriendin bloost, maar dat blijkt niet het geval te zijn. ‘Weet je dat ik het lekker rustig vond, zonder hem’, zegt Merel. ‘Ik denk niet dat Patrick en ik echt bij el - kaar passen!’ Charlotte laat haar stuur los en klapt in haar handen. Ze maakt een rare zwieper, waardoor ze bijna midden op de weg terechtkomt. Een tegemoetkomende auto toetert luid en de chauffeur wijst veelbetekenend naar zijn voorhoofd.
12 ‘Kijk je wel uit!’ schrikt Merel. ‘Straks krijg je een ongeluk!’ ‘Liever niet!’ zegt Charlotte. ‘Eén keer een tijd in het ziekenhuis is wat mij betreft genoeg.’ ‘Te veel!’ vindt Merel. ‘Hoewel? We mogen dan vast Marions tablet gebruiken en in het bezoekrooster hoeven we alleen twee namen te verwisselen.’ ‘Alsjeblieft niet. Ik ben veel te blij dat we daar vanaf zijn. Maar meen je dat, over Patrick?’ ‘Gelukkig hebben we nooit echt verkering gehad, dus hoef ik het ook niet uit te maken. Ik ben van plan dit jaar heel hard te studeren, want ik wil op het vwo blijven!’ ‘Slim’, zegt Charlotte. ‘Het zou mooi zijn als we tot de zesde in dezelfde klas kunnen blijven.’ ‘De zesde. Dat klinkt nog heel ver weg’, mijmert Merel h a r d o p. ‘Gelukkig wel, want ik krijg nu al buikpijn als ik aan het eindexamen denk!’ ‘Niet doen, dus. Laten we eerst maar eens zien dat we dit jaar goed doorkomen. Al zou ik niet weten waarom dat niet zal lukken.’ ‘Er kan van alles gebeuren’, zegt Charlotte. ‘Dat zag je aan Marion.’ ‘Ik ben anders niet van plan om op een paard te gaan zitten’, lacht Merel. ‘O, maar er zijn genoeg andere dingen die mis kunnen gaan!’
13 ‘Zeg, blijf je de hele dag zo somber?’ ‘Ik denk dat ik last heb van een postvakantiale depressie.’ ‘Een wat? ’ ‘Een postvakantiale depressie!’ ‘Volgens mij bestaat dat woord helemaal niet!’ ‘Toch wel. Ik heb het zojuist verzonnen, dus het be - staat’, grinnikt Charlotte. ‘Als het even meezit, komt het in een volgende editie van het woordenboek.’ ‘Vergeet het maar’, zegt Merel. ‘Nou, volgens mij zijn er genoeg mensen die na de vakantie moeite hebben om weer te beginnen. Ik vind dat we daar best een woord voor kunnen gebruiken en daarvoor is postvakantiale depressie uitermate g e s c h i kt.’ ‘Zeg, je bent toch niet toevallig samen met Bas op vakantie geweest, hè? ’ ‘ Ho e zo? ’ ‘Nou, ik vind dat net een woord voor onze Bassiepedia. Die doet ook altijd zo ingewikkeld.’ ‘Ik heb Bas in de vakantie maar één keer gezien en dat was bij Marion’, zegt Charlotte. ‘Fijn hè, dat ze haar toetsen goed gemaakt heeft en dus gewoon bij ons in de klas blijft!’ ‘Gelukkig wel, want zonder haar is ons clubje niet com - pleet. Ik verheug me er echt op iedereen weer te zien.’ ‘Zelfs Patrick?’ ‘Ook Patrick!’ knikt Merel. ‘Misschien is hij in de vakan -
14 tie wat volwassener geworden.’ ‘Patrick? Die wordt volgens mij nooit volwassen!’ lacht Charlotte. ‘Waarom niet?’ vraagt Merel verontwaardigd. ‘De liefde is dus toch nog niet helemaal over’, stelt Charlotte vast. ‘Weet je, bepaalde jongens blijven al - tijd een beetje kind en volgens mij is Patrick er daar een van.’ Merel schudt haar hoofd en gaat er wijselijk niet op d o o r. ‘Ik denk dat je in de vakantie te veel in de zon hebt gelegen’, zegt ze alleen. ‘Klopt, en daarbij is een deel van mijn hersens gesmol - ten. Hopelijk groeit het weer aan, want anders heb ik echt een probleem.’ ‘Een postvakantiale depressie en gesmolten hersens!’ lacht Merel. ‘Dit kan inderdaad wel eens een heel zwaar jaar voor je worden, Charlotte.’ Wat dat laatste betreft kan Merel wel eens gelijk hebben, bedenkt Charlotte, terwijl ze haar fiets het schoolplein op stuurt. Alleen komt dat niet door gesmolten hersens of een zelfverzonnen depressie, maar door Carla. Ik ben echt bang dat zij van plan is de komende maanden de sfeer in onze klas voorgoed te veranderen.