Verrassende feiten over de rechtszaak tegen Jezus WAT ALS PILATUS NAAR ZIJN VROUW HAD GELUISTERD? Klaas de Jong UITGEVERIJ TOETSSTEEN WWW. TOETSSTEEN-BOEKEN. NL
Verrassende feiten over de rechtszaak tegen Jezus ISBN 9798492818140 Eerste druk 2020 © 2020 Uitgeverij Toetssteen, Klaas de Jong Oosterslag 4, 8385 GW Vledderveen Dr, Nederland www. toetssteen-boeken. nl Auteur: Klaas de Jong Correcties: Bertie de Jong-Hovinga Vormgeving: Gewoon Geertje Omslagontwerp: Door Ontwerpt Illustratie voorzijde: James Tissot, Pilatus wast zijn handen (1886-1894) Brooklyn Museum
Inhoudsopgave Belangrijke opmerkingen vooraf 7 1. Vier eeuwen geestelijke strijd 11 2. Nee, niet op het feest 25 3. Heden hosanna, morgen kruisig Hem 55 4. De apostelen 71 5. Wat als Nicodemus en Josef Jezus niet hadden begraven? 87 6. Wat als Pilatus niet naar zijn vrouw had geluisterd 93 Literatuuroverzicht 103 Register 107
25 2. Nee, niet op het feest Voor een goede daad zullen we u niet stenigen Voordat we beginnen met het proces tegen Jezus moeten we ons eerst afvragen hoe Hij voor de rechtbank terecht was gekomen? Hij had toch niemand kwaad gedaan? Kennen we Hem niet als vrede- lievend, zachtmoedig en vol van liefde? Jezus deed wonderen en daar hadden de mensen veel belang- stelling voor. Zelfs mensen als het hoofd van een synagoge, een Romeinse officier en een lid van de hofhouding van Herodes Anti- pas kwamen naar Hem toe om te vragen om een genezingswonder. Jezus trok grote menigten aan maar Hij stootte veel mensen ook af met Zijn uitspraken zoals in de synagoge van Nazaret en in die van Kapernaüm waar Hij zei: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is Mijn lichaam” (Joh. 6:51). Veel leerlingen verlieten Hem toen. Ze zeiden: “Dit zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren? ’” (vs. 60). Jezus was volledig mens maar Hij was tegelijk ook God al was dat toen niet aan Zijn uiterlijk te zien. De grote moeilijkheid voor de mensen die Hij ontmoette en die naar Hem luisterden, was om te erkennen dat Hij meer was dan een heel bijzonder mens. Beter dan wij beseften ze dat in eerdere eeuwen ook profeten en dan met name Elia en Elisa grote wonderen hadden gedaan. Confronterend voor hen was Zijn volkomen eerlijkheid en zondeloosheid, Zijn alles overtreffende kennis en Zijn vermogen om de gedachten van mensen te doorzien. De leiders die uit jaloezie Hem met strikvra- gen belaagden, leden tot hun woede keer op keer een nederlaag met het volk als getuige. Toen Jezus op een keer in de Tempel was, zei Hij tegen de Joodse leiders: “De Vader en Ik zijn één” (Joh. 10:30). Voor mij klinkt het
26 als het Sjema dat de Joden dagelijks in het Hebreeuws citeren: Sjema Israel, Adonai Elo-hénoe, Adonai echád. Het is in onze Bijbel te vinden in Deuteronomium 6:4: “Hoor, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één!“ Voelden de Joodse leiders ook de gelijke- nis met het Sjema? In elk geval werden ze zo kwaad dat ze stenen oppakten om Jezus te stenigen. Hij vroeg hen toen: “Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; waarom wilt u Me stenigen? ” (vs. 32). Ze antwoordden Jezus met deze woorden: “Voor een goede daad zullen we u niet stenigen […] ‘maar wel voor godslastering: u bent een mens, maar u beweert dat u God bent!” (vs. 33). Deze confrontatie vond plaats tijdens het feest van de Tempel- wijding, het Chanoekafeest. “Het was winter, ” vermeldt Johannes erbij (vs. 22). De doodstraf voor Jezus kwam op het voorjaarsfeest (Pasen ofwel Pesach). De Joden hadden steeds gezocht om Hem uit de weg te ruimen maar uiteindelijk was de uitspraak van het Sanhedrin aan het begin van het Pesachfeest precies dat waar de Joodse leiders Jezus bij het Inwijdingsfeest al van hadden beschul- digd: Godslastering omdat Hij beweerde God te zijn. De Matteüs Passion “Nee, niet op het feest, niet op het feest, ” zingt het koor in de Nederlandse versie van de Matthäus Passion van Bach. In de oor - spronkelijke versie staat: “Ja, nicht auf das Fest. ” Het is een letterlijk citaat uit het Evangelie van Matteüs. Toen de opperpriesters, schriftgeleerden en oudsten uit het volk bijeen kwamen in het paleis van hogepriester Kajafas beraamden ze het plan om Jezus door middel van een list gevangen te nemen en Hem te doden. “Maar niet op het feest, ” zeiden ze, “want dan komt het volk in opstand. ” (Matt. 26:4-5). Het is niet moeilijk om te raden welk feest: Pasen. Sinds de ver - lossing uit de slavernij van Egypte heeft het volk Israël trouw elk jaar weer dit feest gevierd. In het Hebreeuws heet dit feest trou- wens Pesach en dat is in het Grieks vertaald als Pascha. In de Sta- tenvertaling is de Griekse naam overgenomen terwijl moderne
27 vertalingen vaak Pesach gebruiken. Tot de verwoesting in het jaar 70 was de Tempel in Jeruzalem de centrale plaats voor de viering. Een jaarlijkse viering was al een opdracht voor eeuwig voor het volk Israël nog voordat de Tien Geboden werden gegeven: Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, en verwijder meteen op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen. Exodus 12:14-15 De week van de ongezuurde (ongedesemde) broden was gekop- peld aan Pasen. Bij de uittocht uit Egypte mocht men geen gezuurd brood eten en zo was het ook bij de jaarlijkse herdenking van de uittocht. Ook nu nog reinigen de Joden overal op aarde hun huis voor dit feest. Er mag geen kruimeltje zuurdeeg te vinden zijn. Men eet dan matses, platte broden, die niet zijn gerezen omdat er immers geen zuurdeeg in het bakmeel zit. Tot het jaar 325 vierden de christenen Pasen op dezelfde datum als de Joden. Maar op het concilie van Nicea in 325 besloot men om voor het christelijke Pasen een datum vast te stellen die bijna nooit samen zou vallen met het Joodse Pesach. De kalender van Israël was en is ook nu nog gebaseerd op de stand van de maan terwijl de Romeinse kalender op de zon is gebaseerd. De christe- nen waren afhankelijk van de Joodse geleerden voor de vaststelling van de datum van hun feest. Keizer Constantijn vond dat vernede- rend voor de christenen en gaf het concilie van Nicea opdracht om daar verandering in te brengen. Dat gebeurde maar deze ontkop- peling is erg jammer want onze Heer Jezus koos heel bewust het Joodse Pasen (Pesach, Pascha) als dé dag voor Zijn gang naar het kruis. Het moest juist op die dag ook al wilden de geestelijke lei- ders in Jeruzalem dat nu juist niet. Onze Heer, de Messias, de Christus, zorgde op een onnavolgbare manier ervoor dat het plan
87 5. Wat als Nicodemus en Josef Jezus niet hadden begraven? De steen voor het graf was weggerold Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendglo- ren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Lucas 24:1-6 In welke kerk wordt niet met Pasen dit prachtige stuk uit het Evan- gelie van Lucas gelezen? We hebben vaak illustraties gezien met daarop die grote steen die alleen met veel kracht weggerold kon worden. We beseffen niet dat dit een heel luxe graf was dat alleen rijke families zich konden permitteren. Wat zou er menselijk gesproken gebeurd zijn als er niet een rijke en machtige man was geweest die zomaar naar het paleis van Pilatus was gestapt om naar het lichaam van de Gekruisigde te vragen? De hogepriester en de leden van het Sanhedrin die Pilatus hadden gechanteerd om Jezus te kruisigen, maakten zich helemaal niet druk om Zijn lichaam. Ze gingen Pesach vieren en de Romeinse soldaten zouden zoals altijd de lichamen van de gekruisigden wel opruimen. Als de dingen hun normale beloop hadden gekregen, was Jezus niet in zo’n prachtig graf gekomen dat nog nooit was gebruikt. Hij zou zonder enig res-
88 pect en zonder enige zorg gedumpt zijn op de plaats waar de Romeinen hun geëxecuteerden naar toe brachten. Gekruisigden konden onder het Romeinse bewind niet door hun familie worden opgeëist. Na de uitvoering van de doodstraf was er dan geen enkel respect voor de dode lichamen. De begrafenis van Jezus door Rembrandt van Rijn
89 Twee leden van het Sanhedrin begraven Jezus Twee leden van het Sanhedrin hadden zich gedistantieerd van de rechtszaak tegen Jezus. De ene kennen we al: de Farizeeër Nicode- mus. De meeste christenen kennen hem eigenlijk alleen van zijn ‘domme’ vraag over de wedergeboorte. Maar als je de ontmoeting in de nacht in hoofdstuk 3 van het Evangelie van Johannes aan- dachtig leest, ontdek je hoe intiem zijn gesprek met Jezus werd. In dit gesprek doet Jezus een uitspraak die misschien wel het meest gelief en meest geciteerd is: “Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (vs. 16). Die woorden volgen op Zijn uitspraak dat de Mensenzoon opgeheven moet worden zoals Mozes de koperen slang op een stok had opge- heven. Jezus maakte Nicodemus daarmee duidelijk dat Hij aan het kruis zou moeten hangen. Wat een uitzonderlijke openbaring aan deze leider onder de Farizeeën. De tweede is Josef van Arimatea. Matteüs vertelt ons dat hij een leerling van Jezus was geworden. De evangelist Lucas stelt hem op een indrukwekkende manier aan ons voor: Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad. Lucas 23:50-51 Marcus vertelt ons dat deze Josef van Arimatea al zijn moed bijeen raapte om Pilatus persoonlijk aan te spreken en hem te vragen om het lichaam van Jezus te mogen begraven (10:43). Waarom had hij daar moed voor nodig? Omdat het volgens de Romeinse wet niet was toegestaan om het lichaam van een gekruisigde mee te krijgen en omdat Josef van Arimatea heel waarschijnlijk niet aanwezig was bij de berechting door Pilatus zal hij niet hebben geweten dat die met de grootste tegenzin Jezus naar het kruis had gestuurd.